17573 |
kruin |
kruin:
kruun (L377p Maasbracht, ...
L377p Maasbracht,
L377p Maasbracht)
|
de kruin van het hoofd (waar het haar draait) [ZND 29 (1938)] || kruin [SGV (1914)] || kruin van het hoofd [N 10 (1961)]
III-1-1
|
26081 |
kruipalen |
kruipalen:
kruipalen (L377p Maasbracht)
|
De rondom de molen in de grond geplaatste, korte houten, stenen of ijzeren palen, waaraan de kruikettingen of kruitouwen worden vastgemaakt. [N O, 30e; A 42A, 59; monogr.]
II-3
|
17649 |
kruis |
kruis:
ei kruuts, tweē kruutsen (L377p Maasbracht),
kruuts (L377p Maasbracht),
krȳts (L377p Maasbracht)
|
Beenderenstelsel aan het einde van de rug. [N 3A, 109] || Een kruis, twee kruisen. [ZND 29 (1938)] || kruis [SGV (1914)]
I-11, III-3-3
|
23203 |
kruisbeeld |
crucifix (<lat.):
kruussefiks (L377p Maasbracht),
kruis:
kruuts (L377p Maasbracht)
|
Kruisbeeld [slivvenier, kruus, kruussefiks]. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
34081 |
kruisbeen |
kruisbeen:
krytsbɛi̯n (L377p Maasbracht)
|
Heiligbeen, os sacrum; één der beenderen van het bekken. Het is een driehoekig beenstuk, ontstaan uit de vergroeiing van vijf wervels. [N 3A, 110a]
I-11
|
33551 |
kruisbes |
kroezel:
mv: -e
kroo:sjele* (L377p Maasbracht)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
24673 |
kruiskruid |
kruisjeskruid:
Opgegeven voor kaal knopkruid.
kru:tskəskru:t (L377p Maasbracht)
|
kruiskruid [DC 28 (1956)]
III-4-3
|
23314 |
kruisprocessie |
kruisprocessie (<lat.):
kry.spərsesi (L377p Maasbracht)
|
kruisen [RND]
III-3-3
|
26823 |
kruiwagen |
schurgskar:
šørǝxskɛr (L377p Maasbracht),
schurskar:
šørskɛr (L377p Maasbracht)
|
Kleine eenwielige kar met twee berries, waarmee hij door een mens voortgeduwd en soms ook getrokken wordt. Vaak is er op de berries een bak gemonteerd, waarvan de zijplanken soms afgenomen kunnen worden. Er bestaan echter ook kruiwagens zonder zijplanken en met enkel een hoge voorplank, waarbij de berries via scheien met elkaar verbonden zijn. Zie voor het onderscheid de lemmata bakkruiwagen, scheienkruiwagen en platte kruiwagen. De informant van P 214 merkt hierover op: een soort kruiwagens met planken bodem. Zijstukken kunnen naar believen opgezet of afgenomen worden". De kruiwagen wordt gebruikt voor het vervoer van kleine lasten, zoals bijvoorbeeld mest. Volgens de informant uit Q 77 werd de kruiwagen gebruikt "om allerlei materiaal (behalve cement, zand enz.) te vervoeren" Volgens de informant uit L 269 gebruikt men de kruiwagen wel om zand te vervoeren. De respondent uit L 377 vermeldt als mogelijke vrachten "zakken - ook ander goed (aardappelen, wortels, steenkolen)". Zie voor meer informatie ook de lemmata kruiwagen in wld II,4, in wld II, 8 en in wld II, 9 en steenkar in wld II, 8. [N 18, 97a; N G, 51; N 11, 28; RND, 129; Gwn 8, 1b; S 19; L 29, 4; L 16, 19a; L 1a-m; L 1u, 139; L 45, 14a; L B, 193; JG 1d; A 14, 14a; monogr.]
I-13
|
34641 |
kruiwagenberrie |
ber(ri)g:
børx (L377p Maasbracht),
bomen:
bø̜ym (L377p Maasbracht)
|
Elke van de twee lange draagbomen. Aan de voorzijde zijn de twee berries verbonden met de as van het kruiwagenwiel. Aan de andere kant van de berries bevinden zich de handvaten. Bij de meeste kruiwagens kunnen op de berries zijwanden geplaatst worden, zodat de kruiwagen een bak heeft. Bij de bakkruiwagen zijn deze zijwanden vast, en bij de scheienkruiwagen komen ze niet voor. Onderaan de berries bevinden zich de poten van de kruiwagen. [N 18, 98c + 99 + add; N G, 53a; JG 1a; JG 1b; RND 129; monogr.]
I-13
|