e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbracht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meisje meidje: maidje (Maasbracht), mèdje (Maasbracht) meisje [SGV (1914)] III-2-2
mekkeren bleken: blē̜kǝ (Maasbracht) Geluid voortbrengen, gezegd van de geit. [N 19, 76b; monogr.] I-12
melk melk: melk (Maasbracht), męlk (Maasbracht), męlǝk (Maasbracht) De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.] I-11
melkaders melkaderen: mɛǝlkǭrǝ (Maasbracht) De aders langs de buik naar de uier. [N 3A, 118a] I-11
melkboer melkboer: mɛləgbu:r (Maasbracht) melkboer [RND] III-3-1
melkgebit van kalveren kalvertanden: kǭvǝrtɛnj (Maasbracht) [N 3A, 108a] I-11
melkgift van de zeug zog: zǭx (Maasbracht) [N 19, 20] I-12
melkkannetje melkkannetje: meëlkenke (Maasbracht) melkkannetje waaruit men aan tafel melk schenkt [N 20 (zj)] III-2-1
melkkoe melkkoe: mɛlǝku (Maasbracht) Koe die geschikt is voor melkproductie. [N 3A, 148] I-11
melkspiegel spiegel: spēgǝl (Maasbracht) Plaats achter de uier waar de haren in de verkeerde richting liggen. [N 3A, 118d] I-11