34227 |
melkstoeltje |
melkstoel:
mɛlkstōl (L377p Maasbracht),
mɛlkštōl (L377p Maasbracht),
melkstoeltje:
męi̯lkstø̄lkǝ (L377p Maasbracht)
|
Houten krukje met drie of vier poten waarop men zit bij het melken van de koeien. Zie afbeelding 10. [A 9, 13; A 42, 18a; JG 1d; monogr.]
I-11
|
17624 |
melktanden |
melktanden:
melktenj (L377p Maasbracht)
|
melktanden [zuiktande, zeuktaant, mammetandjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19930 |
melkzeef |
zij:
zii̯ (L377p Maasbracht),
zijschotel:
zišotǝl (L377p Maasbracht)
|
Voorwerp waarmee men melk zeeft. Het is een soort vergiet met als bodem een doek. De melk wordt uit de melkemmer via deze melkzeef in de melkbus gegoten. Hierdoor blijven grove verontreinigingen achter. Zie afbeelding 11. [A 18, 11a; L 48, 35.Ia; Lu 2, 35.Ia; Gwn 8, 6; JG 1d; monogr.]
I-11
|
25545 |
mengmachine voor deeg |
broodmachine:
broodmachine (L377p Maasbracht),
wegmachine:
wękmǝšīn (L377p Maasbracht)
|
Door deze machine enkele minuten te laten draaien mengt men de verschillende soorten bloem. [N 29, 103]
II-1
|
20470 |
menstruatie |
ongesteld:
ôngesteldj (L377p Maasbracht),
regels:
reegels (L377p Maasbracht),
verandering:
verandering ? (L377p Maasbracht)
|
menstruatie [verandering, reegels] [N 10C (zj)]
III-2-2
|
24212 |
merel |
merel:
mèrel (L377p Maasbracht, ...
L377p Maasbracht,
L377p Maasbracht,
L377p Maasbracht)
|
Hoe heet de merel? [DC 06 (1938)] || merel [DC 50b (1975)], [SGV (1914)] || merel (25,5 overal bekend; man zwart met gele bek; pop zwak-gevlekt bruin; mooie zang; kooivogel; vergelijk met spreeuw [031] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17563 |
merg |
merg:
merg (L377p Maasbracht, ...
L377p Maasbracht,
L377p Maasbracht)
|
[N 10a (1961)]Beenmerg. Hoe noemt men in uw dialect de zachte en vette substantie, die de holte van de beenderen vult ? (Alg. Ned.: merg) [DC 42B (1967)] || merg [SGV (1914)]
III-1-1
|
33754 |
merrie |
meer:
mē̜r (L377p Maasbracht)
|
Gebruikt als handels-, werk-, voermans- en als fokpaard. [JG 1a, 1b; A 4, 2a; L 11, 11; L 20, 2a; L A1, 92; S 27; Wi 4; monogr.]
I-9
|
19756 |
mes |
mets:
mets (L377p Maasbracht)
|
mes [SGV (1914)]
III-2-1
|
19533 |
mes voor pannenkoeken |
schuimlepel:
sjuumlepel (L377p Maasbracht),
schuimspaan:
sjuumspaan (L377p Maasbracht)
|
mes waarmee pannekoeken worden omgedraaid in de pan (struifsteker) [N 20 (zj)]
III-2-1
|