e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbracht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
melkstoeltje melkstoel: mɛlkstōl (Maasbracht), mɛlkštōl (Maasbracht), melkstoeltje: męi̯lkstø̄lkǝ (Maasbracht) Houten krukje met drie of vier poten waarop men zit bij het melken van de koeien. Zie afbeelding 10. [A 9, 13; A 42, 18a; JG 1d; monogr.] I-11
melktanden melktanden: melktenj (Maasbracht) melktanden [zuiktande, zeuktaant, mammetandjes] [N 10 (1961)] III-1-1
melkzeef zij: zii̯ (Maasbracht), zijschotel: zišotǝl (Maasbracht) Voorwerp waarmee men melk zeeft. Het is een soort vergiet met als bodem een doek. De melk wordt uit de melkemmer via deze melkzeef in de melkbus gegoten. Hierdoor blijven grove verontreinigingen achter. Zie afbeelding 11. [A 18, 11a; L 48, 35.Ia; Lu 2, 35.Ia; Gwn 8, 6; JG 1d; monogr.] I-11
mengmachine voor deeg broodmachine: broodmachine (Maasbracht), wegmachine: wękmǝšīn (Maasbracht) Door deze machine enkele minuten te laten draaien mengt men de verschillende soorten bloem. [N 29, 103] II-1
menstruatie ongesteld: ôngesteldj (Maasbracht), regels: reegels (Maasbracht), verandering: verandering ? (Maasbracht) menstruatie [verandering, reegels] [N 10C (zj)] III-2-2
merel merel: mèrel (Maasbracht, ... ) Hoe heet de merel? [DC 06 (1938)] || merel [DC 50b (1975)], [SGV (1914)] || merel (25,5 overal bekend; man zwart met gele bek; pop zwak-gevlekt bruin; mooie zang; kooivogel; vergelijk met spreeuw [031] [N 09 (1961)] III-4-1
merg merg: merg (Maasbracht, ... ) [N 10a (1961)]Beenmerg. Hoe noemt men in uw dialect de zachte en vette substantie, die de holte van de beenderen vult ? (Alg. Ned.: merg) [DC 42B (1967)] || merg [SGV (1914)] III-1-1
merrie meer: mē̜r (Maasbracht) Gebruikt als handels-, werk-, voermans- en als fokpaard. [JG 1a, 1b; A 4, 2a; L 11, 11; L 20, 2a; L A1, 92; S 27; Wi 4; monogr.] I-9
mes mets: mets (Maasbracht) mes [SGV (1914)] III-2-1
mes voor pannenkoeken schuimlepel: sjuumlepel (Maasbracht), schuimspaan: sjuumspaan (Maasbracht) mes waarmee pannekoeken worden omgedraaid in de pan (struifsteker) [N 20 (zj)] III-2-1