18264 |
mouw |
mouw:
moew (L377p Maasbracht)
|
mouw [SGV (1914)]
III-1-3
|
18325 |
mouwschort |
mouwscholk:
moesjolk (L377p Maasbracht)
|
schort met mouwen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24356 |
mug |
mug:
mùk (L377p Maasbracht, ...
L377p Maasbracht)
|
steekmug [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
20598 |
muik |
mouting:
motjing (L377p Maasbracht),
mŏtjing (L377p Maasbracht),
mŏtting (L377p Maasbracht)
|
Kent u een woord voor een geheime bergplaats voor onrijp fruit? Vroeger legden de kinderen vruchten, vooral appels, die ze onrijp geplukt hadden, op een verborgen plekje in het hooi of stro om zacht te worden. Voorbeelden met woorden voor deze bergplaats [DC 31 (1959)]
III-2-3
|
26147 |
muilband |
naafring:
nāfreŋk (L377p Maasbracht)
|
Brede, ijzeren band om het uiteinde van de naaf die voorkomt dat er aarde en modder op het aseinde terechtkomt. De muilband heeft soms een rechthoekig uitgekapte opening die afgedekt wordt met een klepje. Door de opening kan men de luns uit de as trekken zodat het wiel van de as kan worden verwijderd, bijvoorbeeld wanneer de as gesmeerd moet worden. Zie ook afb. 214. [N G, 43c; N 17, 60a; JG 1a; JG 1b; Vld.; div.]
II-11
|
17872 |
muilpeer |
muilpeer:
moelpair (L377p Maasbracht)
|
muilpeer, slag op de kaak [SGV (1914)]
III-1-2
|
18308 |
muiltje |
slof:
sjloefe (L377p Maasbracht),
sloefe (L377p Maasbracht),
sloeffe (L377p Maasbracht, ...
L377p Maasbracht)
|
Hoe noemt men de muilen? [DC 09 (1940)] || Muiltje. Thuis dragen veel mensen in plaats van schoenen pantoffels of muilen. De eerste hebben wel, de andere geen opstaande achterkant. Hoe noemt men die zonder achterkant? [DC 44 (1969)] || muiltjes, pantoffels zonder hielstuk [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24357 |
muis |
muis:
moes (L377p Maasbracht),
mōēs (L377p Maasbracht)
|
muis [DC 35 (1963)], [SGV (1914)]
III-4-2
|
24437 |
muis (mv.) |
muis (mv.):
muus (L377p Maasbracht)
|
muizen (mv.) [SGV (1914)]
III-4-2
|
17663 |
muis van de hand |
muis:
mōēs (L377p Maasbracht)
|
muis van de hand (het onderste, vlezige deel van de duim) [N 10 (1961)]
III-1-1
|