e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbracht

Overzicht

Gevonden: 3406
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beschuitdoppen beschuitdoppen: bǝšȳtdø̜p (Maasbracht) De vormen die bij het opbollen van beschuitdeeg gebruikt worden. [N 29, 59b; N 29, 59a] II-1
beschuitmeel bloem: blōm (Maasbracht) Meel voor het bereiden van beschuitdeeg. Momenteel wordt hier het beste meel voor gebruikt, vroeger wel eens tarwe- of griesmeel. [N 29, 57a] II-1
beschuitmes beschuitmes: bǝšȳtmęs (Maasbracht) Mes dat gebruikt wordt bij het doormidden snijden van de beschuitbollen. [N 29, 62b] II-1
beschuitpap beschuitenpap: besjutepap (Maasbracht) Melk met beschuiten (beschuitepap, luiwijvenpap, romme met bestelle?) [N 16 (1962)] III-2-3
bestendig weer vast (weer): vast wéér (Maasbracht) bestendig weer [vaste lucht] [N 22 (1963)] III-4-4
besvrucht, algemeen miemert: miemert (Maasbracht), miemerte (Maasbracht) bes [SGV (1914)] || bessen [SGV (1914)] I-7
betalen over de brug komen: euver de brök komme (Maasbracht) Betalen, over de brug komen [afschieten?] [N 21 (1963)] III-3-1
beteuterd beteuterd: beteuterdj (Maasbracht) beteuterd [SGV (1914)] III-1-4
betrekken (lucht) overtrekken: ’t euvertrèkjt (Maasbracht) dicht gaan zitten zodat er regen dreigt, gezegd van de lucht [de lucht overtrekt, groeit, belommert] [N 22 (1963)] III-4-4
beuk beuk: beuk (Maasbracht), -  beuk (Maasbracht), bruine beuk: -  broene beuk (Maasbracht) beuk [SGV (1914)] || beuk (Fagus) [DC 39 (1965)] III-4-3