e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbracht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nauw, eng eng: ing (Maasbracht) nauw [SGV (1914)] III-4-4
nauwgezet; nauwgezet persoon secure, een -: dè diz əənə səkūūrə (Maasbracht), secuur: səkūūr (Maasbracht) Hij is op zijn punt - sekuur (a.gezegd v.e. persoon; b.v.e. werk) [RND] III-1-4
navelbandje navelbandje: navelbendje (Maasbracht) navelbandje [nagelbendje] [N 25 (1964)] III-2-2
necrobacillosis, rotkreupel rotpoot: rotpou̯ǝt (Maasbracht) Een besmettelijke klauwaandoening. Het begint met een ontsteking van de huid tussen de klauwen, daarna wordt de hoornwand aangetast en de zool van de klauw; deze laten los en er ontstaat kreupelheid. [N 77, 63; N 19, 69; A 48a, 29; N 52, 16; monogr.] I-12
neet, luizenei neet: een neet (Maasbracht), neet (Maasbracht) neet [SGV (1914)] || neet, luizenei [N 26 (1964)] III-4-2
negenoog negenoog: negenouch (Maasbracht) negenoog, bloedzweer [SGV (1914)] III-1-2
neger nikker: nikker (Maasbracht), zwarte, een -: zwarte (Maasbracht) neger [N 102 (1998)] III-3-1
nek nek: nàk (Maasbracht) nek [DC 01 (1931)] III-1-1
nemen, pakken nemen: numme (Maasbracht), nùmme (Maasbracht), pakken: pakke (Maasbracht) nemen [SGV (1914)], [ZND 25 (1937)] || pakken [SGV (1914)] III-1-2
nest nest: nèst (Maasbracht), nèster (Maasbracht) nest [SGV (1914)] || nesten (mv.) [SGV (1914)] III-4-1