e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbracht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
proeven proeven: preuve (Maasbracht, ... ), preuven (Maasbracht) proeven [SGV (1914)], [SGV (1914)] || proeven [pruuve, pruujve] [N 10 (1961)] || proeven; Hoe noemt U: Een kleine hoeveelheid voedsel of drank in de mond nemen om te onderzoeken hoe het smaakt (keuren, proeven) [N 80 (1980)] III-1-1, III-2-3
pronken prijken: prieke (Maasbracht), pronken: pronke (Maasbracht) prijken [SGV (1914)] || pronken [SGV (1914)] III-1-3
proosten klinken: klinke (Maasbracht) proosten; Hoe noemt U: De glazen tegen elkaar aanstoten als teken dat men elkaar veel goeds toewenst (knutsen, klinken, proosten) [N 80 (1980)] III-2-3
proppenschieter knaptoet: knaptoet (Maasbracht) Klakkebus (speelgoed gemaakt van vlierehout om proppen mee weg te schieten) [knaptoet, kraaktuut, proppesjeeter, klambös]. [N 06 (1960)] III-3-2
provisiekast, etenskast broodkast: brōətkas (Maasbracht) voorraad- of provisiekast [N 05A (1964)] III-2-1
pruimen pruimen: prōēmen (Maasbracht) pruimen; Hoe noemt U: Tabak kauwen (pruimen, sikken, sjikken) [N 80 (1980)] III-2-3
pruis pruis: pruus (Maasbracht) Pruis [SGV (1914)] III-3-1
pruisen pruisen: pruuse (Maasbracht) Pruisen (land) [SGV (1914)] III-3-1
prutser sukkelaar: sukkelièr (Maasbracht) sukkelaar [SGV (1914)] III-1-4
puber kwajong: kwaojông (Maasbracht), snaak: snaak (Maasbracht) iemand van jeugdige leeftijd (jongere) [N 102 (1998)] III-2-2