e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbracht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uit de as gezeefde kolen oudding: Note v.d. invuller: (overlevering 1920) De stoker van de Stoomzuivelfabriek had massaal de beschikking over oad-dink, van de vele kolen die in de ketel werden gestookt. Hij stelde de directeur voor dat aan de burgerij te koop aan te bieden. Volgende dag stond bij de fabriek een bord met de tekst: \"WIJ VERKOPEN GRUIS EN OOK OOT-DENK\".  aod-dink (Maasbracht) Hoe noemt u datgene dat uit de kachel komt en dat nog kan branden nadat de as eruit gezeefd is (van steenkool)? (bluskool, sintel, kooltjes, krikken) [N 104 (2000)] III-2-1
uiteen poten wijd: wit (Maasbracht) De pootaardappelen verder uiteen zetten dan men gewoonlijk doet. Bij de bijwoordelijke uitdrukkingen in dit lemma moet steeds het werkwoord voor "poten": ɛpoten, plantenɛ of ɛzettenɛ, worden toegevoegd; zie daartoe het lemma Poten. [N M, 18b] I-5
uiteenploegen uitereenvaren: utręi̯.nvã.rǝ (Maasbracht) Manier van ploegen (met een "enkele" ploeg), waarbij de voren in de richting van de zijkanten van de akker worden omgekeerd. Nadat men aan een van beide zijden de eerste voor heeft geploegd, laat men de ploeg slepend over de wendakker gaan naar de andere zijde, om daar de tweede voor te ploegen. Via de andere wendakker verplaatst men zich weer naar de overzijde. Achtereenvolgens ploegt men nu de 3e voor tegen de Ie, de 4e tegen de 2e, enz. Terwijl de sleepweg van de ploeg over de wendakkers steeds korter wordt, komen de beide voren dichter bij elkaar te liggen, totdat zij midden op de akker bij elkaar komen en daar een greppel of laagte vormen. Voor de termen aanschieten op de reen en op de reen beginnen zie men ook het lemma de eerste voor ploegen, onder C. [N 11, 48; N 11A, 121a; JG 1a + 1b; A 33, 1a + b; monogr.] I-1
uitgedroogd korsterig: korsterig (Maasbracht) Gezegd van slecht deeg. [N 29, 29c] II-1
uitgegraven dennenwortel dennenboks: dɛnǝbuks (Maasbracht) [R 3, 3; L B2, 344] I-8
uitgeteld zijn uitgeteld zijn: (de koe is) ūtgǝtɛltj (Maasbracht) De koe staat op het punt te gaan kalven. [N 3A, 43] I-11
uitglijden schampen: schampe (Maasbracht), uitlitsen: oetlitse (Maasbracht) uitglijden [ötschampe, uitslibbere, uitschuive] [N 10 (1961)] III-1-2
uithoren uitvissen: oetvèrsche (Maasbracht) uitvorschen [SGV (1914)] III-3-1
uitmaken wie mag beginnen aftellen: weer zolle iĕstaaftelle (Maasbracht) Hoe zeggen de kinderen, wanneer ze eerst willen zien wie mag beginnen, b.v. bij het knikkerspel? Vertaal dus en vul aan: We zullen eerst ... [ZND 26 (1937)] III-3-2
uitpersen van de baarmoeder, prolapsus uteri uitsmijten: ūtsmītǝ (Maasbracht) Het uitzakken van de baarmoeder veroorzaakt door de naweeën of door het gewicht van de vruchtvliezen. In tegenstelling tot een prolapsus vaginae doet zich de prolapsus uteri altijd voor na een baring. [N 52, 4; A 48A, 8; N 3A, 97; N 52, 30a; monogr.] I-11