e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbracht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verslachten afslachten: āfslaxtǝ (Maasbracht) Verminderen in gewicht van het vlees ten gevolge van het slachten. [N 28, 97] II-1
versleten versleten: verslete (Maasbracht) verslijten, versleet, versleten (volt.deelw.) [ZND 25 (1937)] III-1-3
verstandig verstandig: verstenjig (Maasbracht) verstandig [SGV (1914)] III-1-4
verstoppertje spelen bergmannetje spelen: bergmenke spele (Maasbracht) schuilevinkje spelen [SGV (1914)] III-3-2
verstuiken verstuiken: verstøke (Maasbracht), verstøktj (Maasbracht) verstuiken [SGV (1914)] || verstuikt [SGV (1914)] III-1-2
verteerde mest kort mest: kǫrt [mest] (Maasbracht) De termen in dit lemma zijn voor het merendeel van toepassing op mest die lange tijd het onderste of het binnenste deel van de mesthoop heeft gevormd en daardoor goed verteerd is: mest van hoge kwaliteit, die gemakkelijk in kleine delen uiteenvalt. Het onderste uit de mestkuil is vaak zo brokkelig dat het niet met de riek kan worden opgenomen. Deze mest wordt veelal als weidemest gebruikt. Voor sommige termen zie men dan ook het lemma compost. De termen aan het einde van het lemma hebben betrekking op oude, uitgedroogde mest die zijn kwaliteit grotendeels verloren heeft. [N M, 10a; N 11, 27 add.; N 11A, 4a + 4c + 36 + 37; JG 1a + 1b add; div.] I-1
verwarmen, stoken stoken: staoke (Maasbracht), stōāke (Maasbracht) stoken [DC 35 (1963)] III-2-1
vest wambuisje: waimeske (Maasbracht), wè-meske (Maasbracht) herenvest zonder mouwen met knopen [wes, west, weemeske, kolder, kamezool, zjielle, ziep, sentje [N 23 (1964)] || vest (kleedingstuk) [SGV (1914)] III-1-3
vestzakje wambuistasje: wè-mesteske (Maasbracht) vestzakje [ziepzekse, weemesteske, vestjestes] [N 23 (1964)] III-1-3
vetkoe mestkoe: mɛst[koe] (Maasbracht) Koe die niet meer geschikt is voor de produktie en daarom voor de slacht wordt gemest. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 77a; monogr.] I-11