17596 |
wimper |
vlim:
vlŭm (L377p Maasbracht)
|
wimper [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
25207 |
wind (alg.) |
wind:
windj (L377p Maasbracht)
|
wind [SGV (1914)]
III-4-4
|
26176 |
windborden |
stormplanken:
stǫrǝmplɛŋk (L377p Maasbracht
[(id)]
)
|
De planken die tussen voorzoom en roedebalk worden geplaatst om de windvang te vergroten. [N O, 4a; A 42A, 67; Sche 35]
II-3
|
25160 |
winderig weer |
windachtig (weer):
windjechtig (L377p Maasbracht),
winderig (weer):
winjerig (L377p Maasbracht)
|
winderig [SGV (1914)] || winderig weer [zuchtig] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25958 |
windmolen |
windmolen:
wenjtj[molen] (L377p Maasbracht)
|
Een molen die door de wind wordt aangedreven. De windmolen kan worden onderverdeeld in twee belangrijke hoofdgroepen: de standerdmolen en de Hollandse molen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [Sche 2; Grof 2; monogr.; N D add.]
II-3
|
25700 |
windmout |
gedroogde gerst:
gǝdrø̄xdǝ gę̄st (L377p Maasbracht)
|
Groenmout dat onderworpen is aan een inleidend droogproces door middel van buitenlucht. Het mout bevat dan nog tamelijk veel water en kan derhalve moeilijk bewaard worden. Zie de semantische toelichting bij het lemma ''drogen, vooreesten''. Voor het {mout}-gedeelte van de varianten zie men het lemma ''mout''. [N 35, 19]
II-2
|
26021 |
windpeluw |
windpulf:
windpulf (L377p Maasbracht)
|
De zware balk in het stormeinde waar de halssteen of het metalen lager voor de molenas op bevestigd is. Zie ook afb. 17. [N O, 28c; N O, 28i; A 42A, 5; monogr.]
II-3
|
33832 |
windzuiger |
windzuiker:
wentjzȳgǝr (L377p Maasbracht)
|
Paard dat zich bijv. op de rand van een deur of voerbak vastklemt en met een klokkend geluid lucht naar binnen zuigt, die in de plaats van in de longen in de maag terechtkomt. Door te veel lucht in de maag kan het koliek (zie het lemma ''buikkrampen'' (7.4)) krijgen. [JG 1a, 1b; N 8, 62q, 84f en 85; A 48A, 41b en 41c]
I-9
|
21782 |
winkel |
winkel:
eine winkel driëve (L377p Maasbracht)
|
winkel drijven [N 102 (1998)]
III-3-1
|
21778 |
winkel drijven |
een zaak hebben:
ein zaak höbbe (L377p Maasbracht),
winkel drijven:
eine winkel driëve (L377p Maasbracht)
|
winkel drijven [N 102 (1998)]
III-3-1
|