e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbracht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zakgeld zakgeld: zakgeld (Maasbracht), zakgeldj (Maasbracht) zakgeld (traktement, pree?) [N 21 (1963)] || zakgeld [traktement, pree?] [N 21 (1963)] III-2-2, III-3-1
zalig zalig: zalig (Maasbracht) zalig [SGV (1914)] III-3-3
zand, zandgrond lichte: lextǝ (Maasbracht), lichte grond: lextǝ gronjtj (Maasbracht), zand: zanjtj (Maasbracht), zavel: zāvǝl (Maasbracht) Zand is steenstof, een geologische formatie die uit losse, fijne korrels kwarts en glimmer bestaat. Zandgrond is de grondsoort die uit zand bestaat, en is lichte, niet zoʔn vruchtbare grond. Zavel bestaat voornamelijk uit zand met wat lichte klei. [N 27, 40; Wi 52; S 45; L 7, 61a; L 8, 103; N 11, 2f add.; N 18, add.; A 10, 4; Vld.; monogr.] I-8
zanglijster, lijster lijster: liester (Maasbracht, ... ) lijster [SGV (1914)] || zanglijster (22,5 bekend; gelige, gestippelde borst en buik; broedt in grote parken en bossen; ook trekvogel; nest is van binnen glad en bruin; roep [tsp]; luide roepende zang [N 09 (1961)] III-4-1
zaniken, zeuren zaniken: zanike (Maasbracht), zeuren: zeure (Maasbracht), zeveren: zeivere (Maasbracht) zaniken [SGV (1914)] || zeuren [SGV (1914)] III-3-1
zeef zeef: zeef (Maasbracht, ... ) zeef [SGV (1914)] || zeef in het algemeen [N 20 (zj)] III-2-1
zeemlap leren lap: lairelap (Maasbracht), zeemlap: zēmlap (Maasbracht), zēəmlap (Maasbracht) zeem (leder) [SGV (1914)] || zeemleren voorwerp waarmee de ruiten worden afgedroogd [DC 15 (1947)] III-2-1
zeep zeep: ze duitj d⁄n afwas noch altiet met greun zeip (Maasbracht), zie duitj den aafwas nog altied mit greun zeëp (Maasbracht) Zeep. Ze doet de afwas nog altijd met goede zeep. [DC 35 (1963)] III-1-3
zeepsop luter: leuter (Maasbracht), lyətər (Maasbracht), zeipsop is \"verhollandst\".  leüter (Maasbracht), sop: sop (Maasbracht) Hoe noemt u de oplossing van zeep en water? (zeepsop, zeepnat) [N 104 (2000)] || sop [SGV (1914)] || zeepsop [SGV (1914)] || zeepsop (oplossing van zeep en water) [ZND 08 (1925)] III-2-1
zeer kleine aardappelen varkensaardappelen: vęrkǝsɛrpǝl (Maasbracht) Naast de neutrale termen voor kleine aardappeltjes onderscheidt men de kwalitatief zeer goede kleine aardappelen die voor het poten worden gebruikt (vergelijk het lemma Pootgoed, Pootaardappelen) én de kwalitatief slechte, die als veevoeder worden verwerkt. Huiven is de plaatselijke benaming voor "knikkers". De vorm "burel" is te beschouwen als een variant van "budel" waaruit "boel" is ontstaan; zie onder "kleine boel". "Mussekoppen", een leenvertaling van "tête de moineau", betekent eigenlijk een kleine soort kolen, die als brandstof in huis wordt gebruikt. In L 292a werd de zegswijze opgegeven: "Hiej is ein österke verloren," of: "Hiej is ein österke kapot gegange". Het type "österke" staat hier voor "pater-nosterke", de rozenkrans; vergelijk ook de typen "osterkraaltjes" en "rozenkranskrallen". [N 12, 2 en 3; JG 1a; L 43, 8c; monogr.] I-5