18523 |
buitenzak op een jas |
jassentas:
jassetes (L377p Maasbracht)
|
buitenzak in een jas [jassetes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
25058 |
bundel, bussel |
bunsel:
bunzel (L377p Maasbracht),
pongel:
pungel (L377p Maasbracht)
|
bundel [SGV (1914)]
III-4-4
|
25251 |
bunder, maat van 10.000 m2 (hectare) |
bunder:
boender (L377p Maasbracht)
|
bunder [SGV (1914)]
III-4-4
|
24459 |
bunzing |
fis:
vis (L377p Maasbracht, ...
L377p Maasbracht,
L377p Maasbracht),
vīes (L377p Maasbracht),
vĭes (L377p Maasbracht)
|
bunzing [DC 07 (1939)], [Roukens 03 (1937)], [SGV (1914)] || ulk (bunzing) [SGV (1914)]
III-4-2
|
21245 |
bus |
bus:
bus (L377p Maasbracht)
|
bus: Wij moeten ons haasten om de - te halen [DC 27 (1955)]
III-3-1
|
21303 |
buskruit |
pulver (<lat.):
polver (L377p Maasbracht)
|
buskruit [SGV (1914)]
III-3-1
|
33131 |
bussel kort stro |
krombos:
krǫmbus (L377p Maasbracht)
|
Wanneer men het stro bijeengebonden heeft, ligt het graan op de dorsvloer, nog vermengd met eindjes kort stro, lege aren en kaf. Men harkt dan eerst de korte eindjes stro bijeen, en stopt deze in een bussel. Hier staan de benamingen voor deze bussel stro met harksel erin bijeen. [N 14, 29 en 33; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 48, 34.3b; Lu 2, 34.3b; monogr.; add. uit N 14, 25 en 28]
I-4
|
33129 |
bussel uitgedorst stro |
bos:
bus (L377p Maasbracht)
|
Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat]
I-4
|
18586 |
bustehouder |
beha:
beha (L377p Maasbracht),
bustehouder:
bustehoojer (L377p Maasbracht)
|
bustehouder, steunlijfje voor de boezem [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20223 |
buurman |
nabuur:
noaber (L377p Maasbracht)
|
buurman [SGV (1914)]
III-3-1
|