e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbracht

Overzicht

Gevonden: 3406

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aarden pot aarden pot: ęrdǝ pǫt (Maasbracht), roompot: rǫwmpǫt (Maasbracht) Aarden pot, bleekbruin van kleur. Dorren (Valkenburgs Woordenboek) merkt op pag. 15 over de term baar op: ø̄̄Naar de grootte onderscheidt men één-, twee- en drieschildersbaren, wijl ze gemerkt zijn met één, twee of drie schildjes (reliefstempels), met een inhoud van circa 20, 30 en 40 liter.ø̄̄ De driekroonse pot was een verglaasde pot voor het inmaken van zuurkool, braadworst en bonen. De pot was gemerkt met drie kroontjes en had een inhoud van 20 tot 50 liter. Het woordtype driekronenpot duidt waarschijnlijk een vergelijkbare pot aan. Zie hiervoor ook de toelichting bij het lemma ɛstroopvatɛ in wld II.2, pag. 59.' [N 49, 103b; L 1a-m; L 32, 15a; L 32, 15b; R 3, 5; S 1; monogr.] II-8
aardewerk aardewerk: èërde-werk (Maasbracht) aardewerk (eerdegoed, gleiwerk) [N 20 (zj)] III-2-1
aardmannetje (kabouter) aardmannetje: èrdmenke (Maasbracht) aardmannetje [SGV (1914)] III-3-3
aars aars: aars (Maasbracht) aars, darmuitgang [N 10c (1995)] III-1-1
aarsspleet reet: reet (Maasbracht) aarsspleet tussen de billen [N 10c (1995)] III-1-1
aas in het kaartspel aas: roeten oas (Maasbracht), oa"als in Eng. "war  ōas (Maasbracht) Aas: Ruiten aas. [SGV (1914)] || En hoe [noemt u van het kaarspel] de [verschillende] plaatjes? - I. Aas. [DC 52 (1977)] III-3-2
abortus, verwerpen verwerpen: vǝrwɛrpǝ (Maasbracht) Het uitdrijven van de vrucht voordat de normale draagtijd is verstreken en het jonge dier zijn volkomen ontwikkeling heeft bereikt. [A 48A, 9] I-11
achterdocht achtergedacht: achtergedecht (Maasbracht) achterdocht [SGV (1914)] III-1-4
achtergebleven hooi harken reken: rękǝ (Maasbracht) Wanneer het hooi is binnengehaald werd soms nog eens het hooiland afgeharkt om het achtergebleven hooi te verzamelen. [N14, 122; A 34, 4 add.] I-3
achterhaam achterhaam: axtǝrhām (Maasbracht) Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.] I-10