33523 |
draden of randen van peulvruchten |
ringen/randen:
reng (sg rank) (L377p Maasbracht)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
17806 |
dragen |
dragen:
drage (L377p Maasbracht)
|
dragen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
20500 |
drank |
drinken:
drinken (L377p Maasbracht)
|
drank; Hoe noemt U: Dat wat gedronken wordt (drinken, soopje, zuip) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18877 |
drenzen |
grijnzen:
grijzə (L377p Maasbracht)
|
drenzen: de kinderen drenzen de hele dag [DC 16 (1948)]
III-1-4
|
33662 |
dries |
dries:
drēs (L377p Maasbracht)
|
In onder andere de vragen N 14, 55 en L 19b, 3a is gevraagd naar de betekenis van dries. De antwoorden verschillen nogal van elkaar. De ene informant zegt dat dries een ø̄niet omheinde weiø̄ is, volgens de andere is dries een ø̄omheind stuk weilandø̄. De een noemt dries ø̄droge hoge weideø̄, de ander een ø̄laag stuk weilandø̄. Het kenmerk ø̄braakliggendø̄ scoort het hoogst. ø̄Met gras begroeidø̄ en ø̄onvruchtbareø̄ of ø̄minderwaardige grondø̄ zijn de daaropvolgende meest genoemde kenmerken. Op grond hiervan zou men dries als volgt kunnen defini√´ren: ø̄onvruchtbare, met gras begroeide grond die enige jaren braak ligt, voordat men ze bewerktø̄. Intussen kan men er wel schapen laten grazen. Van Dale (11de druk, blz. 661 s.v. dries) geeft als de eerste twee betekenissen ø̄braakliggende akkerø̄ en ø̄verarmd bouwland dat als (schapen)weide gebruikt wordtø̄. [N 14, 55; N 14, 52; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; L 19b, 3a; L 19b, 2aI; A 10, 4; Wi 15; RND 20; monogr.]
I-8
|
34094 |
driespeen |
scheve uier:
šɛi̯vǝ ȳjǝr (L377p Maasbracht)
|
Koeuier die slechts uit drie kwartieren melk geeft. Het is niet altijd goed aan te geven of de benamingen duiden op de koeuier met deze afwijking of op de koe met een dergelijke koeuier. [N 3A, 66]
I-11
|
18866 |
driftig |
driftig:
driftig (L377p Maasbracht)
|
driftig [SGV (1914)]
III-1-4
|
22655 |
drijftol |
kokkerel:
kokkerel (L377p Maasbracht),
pompernel:
poompernel (L377p Maasbracht),
popperel:
popperel (L377p Maasbracht, ...
L377p Maasbracht),
pŏpperelle (L377p Maasbracht)
|
drijftol [SGV (1914)] || Hoe noemt men het kinderspeelgoed dat paddestoel- of kegelvormig is en dat met een zweep wordt voortgedreven? [tol] [DC 24 (1953)] || tol (speeltuig) [SGV (1914)]
III-3-2
|
33413 |
drinkbak voor de kippen |
drinkbak:
dreŋkbak (L377p Maasbracht)
|
De drinkbak voor de kippen in het kippenhok. [A 48, 16c]
I-6
|
20499 |
drinken |
drinken:
drinke (L377p Maasbracht)
|
drinken; Hoe noemt U: De dorst doen ophouden (lessen, blussen, verslaan) [N 80 (1980)]
III-2-3
|