24811 |
duizendblad |
hazegerf:
hazegerf (L377p Maasbracht),
hāzǝgɛrǝf (L377p Maasbracht)
|
Achillea millefolium L. Het gewoon duizendblad komt zeer algemeen voor in grasland, langs wegen en op stortplaatsen, maar ook als sierplant. Het heeft zeer fijnverdeelde veervormige bladeren, wit tot roze bloempjes in een schermvormige tuil en bloeit van juni tot oktober. De hoogte varieert van 15 tot 50 cm. [A 42B, 4a; monogr.] || duizendblad [DC 42b (1967)]
I-5, III-4-3
|
24312 |
duizendpoot |
duizendpoot:
doezendjpoöt (L377p Maasbracht)
|
duizendpoot [duuzendbeender, -been] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
20721 |
dun sneetje brood |
vlitsje:
vlietske (L377p Maasbracht)
|
Welke woorden kent Uw dialect voor: een dun schijfje of sneetje brood of vlees? (vlitske, fliesterke, fluusterke?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18685 |
dunne sjaal |
sjaaltje:
uitspraak eerste e lang
sjèlke (L377p Maasbracht)
|
sjaal, dunne ~ [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19310 |
durven |
durven:
durve (L377p Maasbracht, ...
L377p Maasbracht,
L377p Maasbracht)
|
durven [SGV (1914)], [ZND 25 (1937)] || durven (geen context) [DC 37 (1964)]
III-1-4
|
21418 |
duur |
duur:
duur (L377p Maasbracht)
|
duur: Dit grote huis wordt me te -, ik ga kleiner wonen [DC 35 (1963)]
III-3-1
|
17895 |
duwen |
duwen:
duje (L377p Maasbracht),
düjə (L377p Maasbracht)
|
duwen [RND], [SGV (1914)]
III-1-2
|
19345 |
dwarsdrijver |
warsdrijver:
waisdriever (L377p Maasbracht),
warslap:
waislap (L377p Maasbracht)
|
dwarsdrijver [SGV (1914)]
III-1-4
|
19504 |
dweil |
dweil:
dweͅi̯əl (L377p Maasbracht, ...
L377p Maasbracht)
|
grove doek waarmee vloeren, stoepen, etc samen met water worden schoongemaakt [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19657 |
dweilen |
dweilen:
dweͅi̯ələ (L377p Maasbracht, ...
L377p Maasbracht),
(met dweil).
dweijele (L377p Maasbracht)
|
Hoe noemt u het schoonmaken van stenen of houten vloeren, van stoepen enz. met behulp van water en een grove doek? [N105 (2000)] || stenen of houten vloeren, stoepen, etc. met behulp van water en een grove doek schoonmaken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|