24488 |
gele narcis |
paasbloem:
-
paosbloom (L267p Maasbree),
eigen spellingsysteem
paosbloom (L267p Maasbree)
|
Gele narcis (narcissus pseudonarcissus). De bijkroon is ongeveer even lang als de bloemdekslippen. Meestal één bloem aan elke bloemstengel, zelden twee. De rand van de bijkroon is regelmatig ingesneden (zie bij de …witte narcis"). [N 92 (1982)] || wilde narcis [DC 60a (1985)]
III-4-3
|
24615 |
gele plomp |
gele waterlelie:
-
geel waterlelie (L267p Maasbree),
plompenblad:
eigen spellingsysteem
plômpeblaar (L267p Maasbree)
|
gele plomp [DC 60a (1985)] || Gele plomp (nuphar luteum). Waterplant; de bladeren zijn eivormig met een hartvormige voet, ze zijn drijvend met lange driekantige stelen; de bloemen hebben talrijke kroonblaadjes en 5 gele kelkbladeren. Bloeitijd in mei tot augustus. Te vinden in plassen [N 92 (1982)]
III-4-3
|
23501 |
gelezen mis |
leesmis:
lɛ̄smeͅs (L267p Maasbree)
|
Een gelezen, stille mis [lèèsmis, sjtil mès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25078 |
gelijken (op) |
lijken:
lieke (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree),
schijnen:
schiëne (L267p Maasbree),
tonen:
tuine (L267p Maasbree)
|
aan het genoemde doen denken, lijken, schijnen [tonen, lijken] [N 91 (1982)] || in vele opzichten overeenkomen (bijv. uiterlijk) [lijken, gelijken, trekken] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22334 |
gelijkspelen |
quitte zijn:
kiet zien (L267p Maasbree),
tot zijn zaad zijn:
toet ziene zaod zien (L267p Maasbree)
|
Quitte spelen, niet verliezen maar ook niet winnen [zijn zaad hebben, tot zijn zaad zijn, gelijk spelen, gelijk staan]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
30911 |
gelijmd onderwerk |
gelijmd onderwerk:
gǝliǝmt oŋǝrwęrk (L267p Maasbree)
|
Het onderwerk dat met Wener lijm of met een andere, synthetische lijm gemaakt wordt. [N 60, 164b]
II-10
|
23949 |
gelofte |
gelofte:
gelofte (L267p Maasbree)
|
Een gelofte [t jelübde]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23880 |
geloftegeschenk |
ex-voto (<lat.):
ex voto (L267p Maasbree)
|
Een geloftegeschenk, beloftegift uit dankbaarheid voor een verkregen gunst of voor de genezing van een kwaal, een ex-voto. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23206 |
geloof |
geloof:
gelauf (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
geloof [SGV (1914)] || Het geloof [gloof, geloeëf, geleuf]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23320 |
gelooven |
geloven:
geluive (L267p Maasbree)
|
gelooven [SGV (1914)]
III-3-3
|