e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geschenk cadeau (fr.): ködoo (Maasbree), present (<fr.): prezent (Maasbree) dat wat je kado geeft [gave, geschenk, gift, present, zende, kado] [N 89 (1982)] III-3-1
geschreeuw van leeuweriken zingen: zinge (Maasbree) het geschreeuw van leeuweriken (kreeuwen) [N 83 (1981)] III-4-1
geslacht familie: femilie (Maasbree), femĭĕlie (Maasbree) de gezamenlijke afstammelingen van een gemeenschappelijke stamvader, geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)] III-2-2
geslachtsgemeenschap hebben een nummertje maken: n nummerke make (Maasbree), het doen: t doön (Maasbree), naaien: neije (Maasbree), neuken: näöke (Maasbree), remmelen: remmele (Maasbree), vetzakken: vètzakke (Maasbree) geslachtsgemeenschap uitoefenen [N 10C (zj)] III-2-2
gesloten kant gesloten kant: gǝslōtǝ kaŋk (Maasbree) De zoolrand die niet uitsteekt. Zie afb. 45. [N 60, 105b] II-10
gesloten kant [wld ii.10, p. 44] gesloten kant: geslote kank (Maasbree) De zoolrand die niet uitsteekt (gesloten kant?) Zie tek. 105. [N 60 (1973)] III-1-3
gesneden mannelijk varken berg: bø̜rx (Maasbree) Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12] I-12
gesp gaspel: gaspǝl (Maasbree), gaspeltje: gɛspǝlkǝ (Maasbree), gesp: schōōn mĕĕt .. gaspe (Maasbree), gespel: gaspel (Maasbree), gespeltje: gespelkes (Maasbree) De gesp op bepaalde damesschoenen en sportieve modellen. [N 60, 33] || De gesp op bepaalde damesschoenen en sportieve modellen? [N 60 (1973)] || gesp [schoenen m.e. ~ ] [SGV (1914)] II-10, III-1-3
gespenbottine gespelbottine: gaspelboutine (Maasbree) Kent u het woord gespenbottine? Wat betekent het, hoe ziet deze bottine er uit, en hoe spreekt u het woord uit? [N 60 (1973)] III-1-3
getalzijde van een geldstuk munt: munt (Maasbree, ... ) De getalzijde van een geldstuk [letter, oppers, munt]. [N 88 (1982)] III-3-2