e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gierigaard giere peer: geerepeer (Maasbree), geerepéér (Maasbree) iemand die gierig is [pekel, kreng, priegel, vrek, nijperd, prengel, pin, priem, pezerik, schraperd, zeikerd] [N 89 (1982)] III-3-1
gieten, hard regenen druisen: ’t druist (Maasbree), gieten: ⁄t guut (Maasbree), golven: golve (Maasbree), gutsen: gutse (Maasbree), hel regenen: helrägenen, ’t rägent hel (Maasbree) grote hoeveelheid regen ineens [guts] [N 81 (1980)] || hard regenen, het regent hard [DC 30 (1958)] || overvloedig, in stromen neervloeiend, gezegd van vloeistoffen [spetten, gutsen, golven, garzelen, plenzen] [N 91 (1982)] III-4-4
gif vergif: vergif (Maasbree, ... ) Gif: stof die een nadelige of dodelijke werking heeft op het lichaam van een mens (venijn, (ver)gif(t)). [N 84 (1981)] III-1-2
gist gist: ges (Maasbree) Door het feit dat de vragen niet alle even genuanceerd waren gesteld, komen er woorden voor die zowel moderne droge gist als natte gist als zuurdeeg aanduiden. Het zuurdeeg blijkt volgens sommige informanten (L 291, Q 35) voor het bereiden van zwartbrood of roggebrood gebruikt te worden, terwijl de gist of "heffe" voor witbrood wordt aangewend. [N 29, 22; LB 2, 234; monogr.; JG 1b, add.; S 10; L 1a-m; L 2, 21a; Gi; A 22, 2] II-1
glaceren glaceren: glasērǝ (Maasbree) Bij hout- en marmerschilderen het aanbrengen van een dunne, doorschijnende verflaag die vervolgens met speciale kwasten wordt behandeld. Het lazuren (L 163, P 219) wordt gedaan met lazuurverf, een verf die het onderliggend materiaal laat doorschemeren. [N 67, 84a] II-9
glad, glijdend glad: glad (Maasbree, ... ) glad [DC 39 (1965)], [SGV (1914)] III-4-4
gladiool gladiool: ook: twelfapostele  gladiòol (Maasbree), twaalf apostelen: ook: gladiòol mv.  twelf apostele (Maasbree) Gewone zwaardlelie (gladiolus communis). Hoge plant (bijna 1 m), de bladeren zijn zwaardvormig en spits gevormd. De bloemen naar één kant, de kleur is rood of wit, met allerlei tussenkleuren; de bloembuis is gebogen (gladiool, harnaswortel, 12 apostelen, [DC 60a (1985)] III-2-1
glansverf glanslak: glanslak (Maasbree) Verf die na droging een glanzend oppervlak vertoont. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [N 67, 19b; monogr.] II-9
glas in lood gebrandschilderd glas: gǝbraŋksxeldǝrt ˲glās (Maasbree) Samenstel van kleine, gekleurde ruitjes van gebrand glas, die in H-vormige loden roeden zijn gevat. Bij het aanbrengen van glas in lood worden de roeden zo ver als nodig uiteengebogen om het glas erin te plaatsen. Vervolgens worden ze weer aangedrukt en aan de hoeken en kruisingen aan elkaar gesoldeerd. [N 67, 89l; monogr.] II-9
glas snijden glas op maat maken: glās˱ ǫp mǭt mākǝ (Maasbree) Glas op maat snijden met behulp van een glassnijder. Zie ook het lemma 'Glassnijder'. [N 67, 90b] II-9