21177 |
gracht |
gracht:
grach (L267p Maasbree)
|
een ringkanaal rondom bijv. een vesting; een kanaal met langs de oevers huizen (gracht, wijert, rui, wal) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20137 |
graf |
graf:
graaf (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree),
grāāf (L267p Maasbree)
|
Een graf [graf, graaf, jraaf?}. [N 96A (1989)] || graf [SGV (1914)]
III-3-3
|
23481 |
grafkruis |
grafkruis:
graafkruuts (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
Een houten of stenen kruis op een graf [grafkruus, graaf-/jraafkruuts?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23483 |
grafzerk |
grafsteen:
graafstein (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
Een grafsteen, grafzerk, grafmonument [graf-/graafsteen,-stieën,-sjtein, jraafsjtee, jraafdenkmaal?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21460 |
grap |
ui:
Van Dale: ui, 5. grap, kwinkslag.
ui (L267p Maasbree),
wits:
⁄nne wiets (L267p Maasbree)
|
iets mals, iets zots, wat een persoon doet of zegt [grap, scherts, kortswijl, ui, kleutje, truut, spel, krak, zwans] [N 85 (1981)] || ui (grap) [SGV (1914)]
III-3-1
|
19331 |
grapjas |
grapjas:
grapjas (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree),
lollige, een -:
⁄nne lollige (L267p Maasbree)
|
iemand die altijd grapjes maakt [schacht, grapjas] [N 85 (1981)] || vol grappen, vermakelijk, gezegd van een persoon [plezierig, plezant, grappig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19208 |
grappig |
grappig:
grappig (L267p Maasbree)
|
grappig [SGV (1914)]
III-1-4
|
32848 |
gras |
gras:
grā.s (L267p Maasbree)
|
De algemene benaming voor het gewas, zo uitvoerig mogelijk gedocumenteerd, zodat in de volgende lemma''s naar deze opgaven en naar de klankkaart kan worden verwezen. Op de klankkaart van het type gras zijn de vormen met betoning niet apart aangegeven; men kan bij dit woord aannemen dat het in het gehele polytone gebied sleeptoon heeft. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht.' [N 14, 88a; JG 1b, add.; Wi 54; S 11; L 1 a-m; L 1u, 75; L 20, 26a; L 35, 65; L. 39, 41; A 2, 54; A 4, 26a; A 4, 28; RND 111; monogr.]
I-3
|
24158 |
grasmus |
grasmusje:
graasmùske (L267p Maasbree)
|
Hoe heet de grasmusch? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
24159 |
graspieper |
grasmus:
graasmös (L267p Maasbree)
|
graspieper
III-4-1
|