e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
handboor centerboor: sɛntǝrbǭr (Maasbree) Kleine boor met een handgreep en met een op een schroefpunt uitlopend boorijzer, die met één hand wordt rondgedraaid. De handboor wordt gebruikt om een klein gaatje te boren op de plaats waar het bomgat en het tapgat moeten worden aangebracht. Het gaatje vormt het centreerpunt voor de grotere boren waarmee het uiteindelijke gat wordt gemaakt. Zie afb. 78 en de volgende twee lemmata. Soms wordt ook het zwikgat met de handboor aangebracht. Zie het lemma ɛzwikgatɛ.' [N E, 48b] II-12
handel handel: handel (Maasbree, ... ) het kopen en verkopen, het doen van koopmanszaken [agotie, negotie, commerce, handel] [N 89 (1982)] III-3-1
handelaar handelaar: handelaer (Maasbree), handeléér (Maasbree), koper: kuiper (Maasbree) iemand die handel drijft [koopman, commercant, marchand, handelaar] [N 89 (1982)] III-3-1
handelen handelen: handele (Maasbree, ... ) handel drijven [komenschappen] [N 89 (1982)] || loven en bieden, de waren aanprijzen [koopman] en er een prijs voor bieden (koper) [handelen] [N 89 (1982)] III-3-1
handeling daad: daod (Maasbree) een op zichzelf staande, niet werktuigelijke verrichting, een handeling [gangen, gang, daad] [N 85 (1981)] III-1-4
handig handig: hendig (Maasbree, ... ) goed met de handen terecht kunnend; gemakkelijk en snel iets met de handen kunnen maaken [handig, mieg, erg, snel] [N 85 (1981)] III-1-4
handlanger handlanger: haŋklaŋǝr (Maasbree), opperman: ǫpǝrman (Maasbree) Helper van de metselaar. Tot de taken van de handlanger behoren onder meer het aandragen van metselstenen en het klaarmaken van de specie. [N 30, 2a; N 30, 2b; N 30, 2c; N 30, 2d; N 30, 40b; N 30, 45a; N 31, 16b; L B 1, 104; monogr.; div.; Vld] II-9
handlangeren sjouwen: šǫwǝ (Maasbree), spijs maken: spīǝs mākǝ (Maasbree) De metselaar helpen bij zijn werkzaamheden door onder meer metselstenen aan te dragen en mortel klaar te maken. [N 30, 2b; N 30, 2c; monogr.] II-9
handleer halve handsen: halvǝ hasǝ (Maasbree) Stuk leer in de vorm van een handschoen zonder vingerstukken, gebruikt bij zwaar werk ter bescherming van de hand. [N 60, 220b] II-10
handschoen haas: has (Maasbree), hasse (Maasbree) handschoen [SGV (1914)] || handschoenen (mv) [SGV (1914)] III-1-3