34398 |
jong vrouwelijk schaap tot ongeveer een half jaar |
germ:
gɛlm (L267p Maasbree)
|
[N 77, 5]
I-12
|
21910 |
jonge duif |
pieper:
Algemene opmerking: deze vragenlijst is heel slecht ingevuld!
piëper (L267p Maasbree)
|
een jonge duif jonger dan één jaar? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
34551 |
jonge gans |
jonge gans:
jōŋ gǭzǝn (L267p Maasbree)
|
De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.]
I-12
|
34448 |
jonge geit |
lammetje:
lɛmkǝ (L267p Maasbree)
|
[N 19, 71a; N 77, 75; A 9, 21; JG 1a; monogr.]
I-12
|
19649 |
jonge kat |
miesje:
mieske (L267p Maasbree)
|
Hoe noemt u een jong katje? (jongske, katje) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
34481 |
jonge kip |
pul:
pøl (L267p Maasbree)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
23569 |
jonge koorzanger |
zangertje:
zengerke (L267p Maasbree)
|
Een jeugdige koorzanger, zangertje, koraaltje. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20314 |
jonge vrouw |
mokkel:
mokkel (L267p Maasbree)
|
jonge vrouw [kuie, koje, keuje] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
20159 |
jongen |
jong:
jong (L267p Maasbree),
jông (L267p Maasbree)
|
jongen [DC 05 (1937)] || jongen (knaap) [SGV (1914)]
III-2-2
|
20365 |
jongen met wie een meisje verkering heeft |
jong:
jóng (L267p Maasbree),
vrijer:
vreejer (L267p Maasbree),
vrijer (L267p Maasbree)
|
de jongen met wie men verkering heeft [caprice, flip, vrijer] [N 87 (1981)] || Hoe noemt men den jongen met wien men verkeering heeft? (Hoe noemt men hem, wanneer men met hem verloofd is?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|