e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kippenren kippenloop: kipǝlø̜i̯p (Maasbree), ren: rɛn (Maasbree), uitloop: ūtlǫu̯p (Maasbree) De met gaas omheinde buitenruimte, die aan het kippenhok grenst of er anderszins mee in verbinding staat en waarin de kippen overdag rondlopen. Het woord bout in Hoeselt (Q 77) is te beschouwen als een ontlening uit het Waalse bèr√¥dî, daar ontstaan uit * bèh√¥rdi, dat weer ontleend en afgeleid is uit Nl. behorden, "met een horde omheinen"; vgl. Haust, D L, s.v. bèr√¥dî. [N 19, 34; A 10, 9h; A 48, 16b; monogr.] I-6
kippenuitgang gat: gāt (Maasbree), hoendergat: hōndǝrgāt (Maasbree), luikje: lykskǝ (Maasbree), uitloop: ūtlǫu̯p (Maasbree) De opening in de muur of in de deur van het kippenhok waardoor de kippen naar buiten en naar binnen kunnen gaan. In de gecombineerde woord- en klankkaart worden niet alleen de drie hoofdtermen, kot, gat en lok, in kaart gebracht, maar ook is ook aangegeven waar de klinkers van deze drie termen zich verlengen tot resp. koot, gaat en look. [N 5A, 63e; A 48, 17d] I-6
klaarkomen gereedkomen: gereid komme (Maasbree), klaar zijn: klaor zien (Maasbree), klaarkomen: klaor komme (Maasbree) gereedkomen met wat men te verrichten heeft [geraken, klaarkomen] [N 85 (1981)] III-1-4
kladschilder amateur: amateur (Maasbree) Schilder die slecht werk levert. De termen 'snelwichser', 'sopper' en 'klitser' werden in Q 121 vooral gebruikt voor iemand die vlug maar slordig werkte. [N 67, 98e; monogr.] II-9
klagen lamenteren (<fr.): lamentére (Maasbree), lametere (Maasbree) droefheid en pijn door woorden te kennen geven, zich uitlaten over iets verdrietelijks [klagen, murmereken, kuimen, parmenteren, bulken, balken] [N 85 (1981)] III-3-1
klam, klef klam: klam (Maasbree), klàm (Maasbree) vochtig aanvoelend en enigszins plakkend, gezegd van zaken die van nature droog zijn maar waartegen zich vocht heeft vastgezet [klam, klammig, nes, klef, nesk, wak, week] [N 91 (1982)] III-4-4
klank van een klok klank: klank (Maasbree, ... ) De stem (klank, toon) van een klok. [N 96A (1989)] III-3-3
klant klant: klant (Maasbree, ... ) iemand die in de winkel iets komt kopen [klant, kalant, cliënt] [N 89 (1982)] III-3-1
klapekster schratelengerst: schratelèngerst (Maasbree), struikegerst: stroekaegers (Maasbree) Hoe heet de klapekster? [DC 06 (1938)] || klapekster III-4-1
klaplopen profiteren: profitere (Maasbree) leven van de goedgeefsheid van iemand anders [klaplopen, schoefelen, smarotsen] [N 89 (1982)] III-3-1