e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
krozen gergelen: gergǝlǝ (Maasbree) Met behulp van een kroosschaaf aan de binnenwand van het vat een groef aanbrengen. [N E, 34c] II-12
kruias, kruirad kruihaspel: kruihaspel (Maasbree) Het wiel of de as onderaan de staart aan de buitenzijde van de molen, waarmee de molen of de molenkap met behulp van kettingen of touwen naar de wind gedraaid wordt. Zie ook afb. 21 en 23. Een aantal woordtypen is een pars pro toto. [N O, 30a; A 42A, 58; monogr.] II-3
kruiden, specerijen gekruiden: Venlo e.o.  gekruje (Maasbree), WLD  gekruje (Maasbree) De kruiden die bij de bereiding bij groente of vlees gevoegd worden om de smaak van het gerecht te verbeteren, in het algemeen (kruid, toekruid, specerij). [N 82 (1981)] III-2-3
kruidenier kramer: kriemer (Maasbree), kriëmer (Maasbree) een winkelier, kleine handelaar in koffie, thee, rijst, meel, zout, zeep, gedroogde vruchten, specerijen enz. [kruidenier, epicier, komenij] [N 89 (1982)] III-3-1
kruidje-roer-me-niet kruidje-roer-mich-niet: -  kruudje reur mich neet (Maasbree), eigen spellingsysteem  kruudje-reur-mich-neet (Maasbree) Kruidje-roer-me-niet (Mimosa pudica L.) [DC 60a (1985)], [N 92 (1982)] III-2-1
kruidwijding onze-lieve-vrouw-kruidwijding: oos leevrouw krōētwiejing (Maasbree) O.L. Vrouw Kruidwijding [SGV (1914)] III-3-3
kruidwis kruidwis: kroetwis (Maasbree), kroëdwès (Maasbree), krōētwis (Maasbree), krōētwès (Maasbree), (bestaande uit zuiversknuup, ´´ls, haver, bokkend en ene notentak)  kroetwĕĕs (Maasbree) De bos kruiden die op 15 augustus gewijd werd, de kruidwis [krüdwis, kroetwusj]. [N 96C (1989)] || Hoe heeten de kruiden, die gezegend worden? [SGV (1914)] || kruidwis [N 06 (1960)] III-3-2, III-3-3
kruidwis wijden kruidwis zengenen: kroëdwès zaengene (Maasbree) De wijding van de kruiden op 15 augustus [der kroetwusj zeëne]. [N 96C (1989)] III-3-2
kruien kruien: kruien (Maasbree), schurgen: sxø̜rǝgǝ (Maasbree) De molen of molenkap draaien met als doel de wiekenas in de windrichting te plaatsen. [N O, 30i; N O, 30k; A 42A, 56; monogr.] || Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.] I-13, II-3
kruiketting, kruitouw kruiketting: kruiketting (Maasbree) De op de kruias bevestigde ketting waarmee de molen of de molenkap wordt verplaatst. In l 289 en l 377 gebruikte men daartoe geen ketting maar een touw, in l 316 een kabel. [N O, 30b; N O, 30c; N O, 30d; A 42A, 57; monogr.] II-3