21833 |
kwinkslag |
slag:
slaag (L267p Maasbree)
|
een grappig, koddig gezegde [slag, dreun] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
19980 |
kwispelstaarten |
kwispelen:
kwispele (L267p Maasbree),
met de staart schudden:
mĕet te staart schödde (L267p Maasbree)
|
Hoe noemt u de staart heen en weer bewegen, als teken van vriendschap, gezegd van honden (kwispelen, kwipselen, kwipselstaarten, kwispelstaarten) [N 83 (1981)] || kwispelstaarten [SGV (1914)]
III-2-1
|
23580 |
kyrie eleison |
kyrie:
kyrie (L267p Maasbree)
|
Het "vaste gezang"aan het begin van de mis, het "Kyrie eleison". [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24925 |
laag grond |
laag:
laog (L267p Maasbree),
laög (L267p Maasbree),
loag (L267p Maasbree)
|
laag (znw.) [SGV (1914)] || laag grond [laag, scheel, bank] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33659 |
laaggelegen weidegrond |
broek:
brōk (L267p Maasbree)
|
Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.]
I-8
|
33699 |
laagte in het landschap |
laagte:
liǝxtǝ (L267p Maasbree)
|
Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20]
I-8
|
18215 |
laars (alg.) |
stevel:
stevel (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
Het schoeisel dat gedeeltelijk ook het been boven de enkel bedekt? (laars?) [N 60 (1973)] || Kent u nog andere benamingen van laarzen? Hoe zien ze er uit? [N 60 (1973)]
III-1-3
|
18301 |
laars tot of boven de knie |
stevel:
stevels (L267p Maasbree)
|
Hoe noemt men de laarzen (die tot of boven de knie reiken)? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
30971 |
laarzebeen |
bovenstuk van laars:
bōvǝstø̜k van lārs (L267p Maasbree),
spanbeen:
spanbęjn (L267p Maasbree)
|
De houten vorm, in de vorm van een been of voet, waarop laarzen en bottines uitgespannen worden. Zie afb. 33. [N 60, 68a; N 60, 69b]
II-10
|
30815 |
laarzenmaker |
stevelmaker:
stę̄vǝlmę̄kǝr (L267p Maasbree)
|
De man die uitsluitend laarzen maakt. [N 60, 216d]
II-10
|