e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leeuwenbek leeuwenbek: eigen spellingsysteem  lieuwebek (Maasbree), leeuwenbekje: -  lieuwebekske (Maasbree) grote leeuwebek [DC 60a (1985)] || Leeuwenbekje (antirrhinum majus). De onderste bladeren staan bijna altijd kruisgewijs, de bovenste verspreid. Grote (ruim 3 cm), verschillend gekleurde bloemen met korte, brede kelkbladeren. De bloemen staan in trossen aan de stengeltoppen (kalfssnuit, kn [N 92 (1982)] III-4-3
leggen leggen: lekke (Maasbree) leggen [SGV (1914)] III-1-2
legnest bocht: box (Maasbree), boxt (Maasbree), nest: nęst (Maasbree) Het nest waarin de kippen hun eieren leggen. Est is door metanalyse uit nest ontstaan. [N 19, 32; A 48, 16e; monogr.; add. uit S 25] I-6
lei(en) bimmel(en): bimmele (Maasbree), lei(en): leie (Maasbree), luuje (Maasbree) Een lei, de leien op het dak van de kerk [laj, lajje?]. [N 96A (1989)] III-3-3
lek geworden verrad: vǝrrāt (Maasbree) Een lek in een vat of ton wordt meestal veroorzaakt door uitdroging van het hout waardoor de banden los gaan zitten en de duigen en bodemplanken niet meer tegen elkaar aan sluiten. [N E, 52] II-12
lekkerbek vreetzak: vréétzak (Maasbree) lekkerbek; Hoe noemt U: Iemand die goed kan eten (lekkerbek, lekkertand, likkebaard, fijnbek, smulbaard, smuiger) [N 80 (1980)] III-2-3
lelietje-van-dalen boslelietje: -  boslelietje (Maasbree), lelietje-van-dalen: leelietje van Daale (Maasbree), -  lelietje van dalen (Maasbree), eigen spellingsysteem  lelietje v. Dale (Maasbree), meiklokje: eigen spellingsysteem  meiklökske (Maasbree) Lelietje van Dalen (convallaria majalis). Een10 tot 25 cm grote plant met kruipende wortelstok, bladeren meestal 2, elliptisch, de bloeistengel is onbebladerd; de bloemen bevinden zich in eenzijdige trossen, klokvormig met 6 tandjes, wit gekleurd en geure [N 92 (1982)] || lelietje-van-dalen [DC 57 (1982)], [DC 60a (1985)] III-4-3
lende lende: linge (Maasbree) lendenen [SGV (1914)] III-1-1
lente, voorjaar lente: lingte (Maasbree), liste (Maasbree), voorjaar: veurjaor (Maasbree) lente [DC 39 (1965)], [SGV (1914)] III-4-4
lepe, doortrapte kerel lage hond: ⁄nne leege hônk (Maasbree), schuinse, een -: ⁄nne schuunse (Maasbree) een doortrapte kerel [fijnaard, fijne, leperd] [N 85 (1981)] || zeer bedreven in het kwaad of in het kwaaddoen en daarbij zeer sluw [slim, glad, hel, leep, doortrapt] [N 85 (1981)] III-1-4