e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lepel lepel: lepel (Maasbree) lepel [DC 35 (1963)] III-2-1
lepelavegaar bonboor: boŋbǭr (Maasbree) De van een T-vormig handvat voorziene boor met een holrond, taps uitlopend boorijzer die dient om het met behulp van de handboor voorgeboorde bomgat en tapgat groter te maken. Zie ook afb. 227. [N E, 48c] II-12
leraar leraar: lieraar (Maasbree) een leerkracht aan een instelling voor voortgezet onderwijs [magister, leraar, regent, leer] [N 90 (1982)] III-3-1
leren, studeren studeren: studeere (Maasbree) studeeren [SGV (1914)] III-3-1
letterzetten letterzetten: lɛtǝrzętǝ (Maasbree) Letters en cijfers schilderen. [N 67, 82b] II-9
letterzetter letterzetter: lɛtǝrzętǝr (Maasbree) Penseel waarvan de haarbundel spits toeloopt. Het wordt gebruikt bij het schilderen van naamborden, opschriften etc. [N 67, 42b] II-9
leugen leugen: leuge (Maasbree, ... ) een bewust uitgesproken onwaarheid [foet, lieg, leugen] [N 85 (1981)] III-3-1
leunstoel proost: prōͅs (Maasbree) leuningstoel [SGV (1914)] III-2-1
leurder kramer: krîêmer (Maasbree) leurder; Hoe werd de man genoemd die dat deed? [DC 48 (1973)] III-3-1
leuren krameren: kriemere (Maasbree), leuren: leure (Maasbree) leuren; Kent u een oud woord voor te voet met de handelswaar langs de huizen gaan van deur tot deur zoals bijvoorbeeld marskramers en ketellappers deden? [DC 48 (1973)] III-3-1