e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leverworst leverworst: laeverwors (Maasbree), le’verwo’rs (Maasbree), lééverwors (Maasbree) leverworst [N 06 (1960)] || leverworst; Hoe noemt U: Worst met lever als hoofdbestanddeel (lol, leverworst, leverpens) [N 80 (1980)] III-2-3
lichaam lijf: līēf (Maasbree) lichaam [SGV (1914)] III-1-1
lichaamsvocht leewater: leewater (Maasbree) leewater [SGV (1914)] III-1-2
licht vriezen schorzen: ⁄t schorst ⁄n bietje (Maasbree) lichtjes vriezen [schorzelen] [N 81 (1980)] III-4-4
lichtboom lichtbalk: lichtbalk (Maasbree) De hefboom waaraan aan één uiteinde het lichttouw is bevestigd; met het andere uiteinde is de lichtboom aan het lichtijzer vastgemaakt. Zie ook afb. 85. [N O, 23e; A 42 A , 27; Vds 111; Jan 145; N D, 22] II-3
lichtgeraakt, kregel giftig worden: giftig wéére (Maasbree), knibbelachtig: knibelechtig (Maasbree) spoedig boos of driftig wordend [krikkelig, nippig, kregel, kriel, oplopig] [N 85 (1981)] III-1-4
lichttouw, lichtkoord lichtriem: lichtriem (Maasbree) Het touw, de riem of de ketting waarmee de licht in werking wordt gesteld. Zie ook afb. 85. [N O, 23f; A 42A, 28; Vds 112; Jan 146; Coe 130; N D, 33 add.] II-3
lied, liedje liecht: (oudere)  leecht (Maasbree), liedje: en liitsjje (Maasbree), le:tsjə (Maasbree), leetje (Maasbree) lied [SGV (1914)] || liedje [GTRP (1980-1995)], [RND] III-3-2
liederen (mv.) liechtjes: leechtjes (Maasbree), liedjes: leetjes (Maasbree) liederen (mv.) [SGV (1914)] III-3-2
lief lief: leef (Maasbree) lief [SGV (1914)] III-1-4