34241 |
melk zeven |
zijen:
zei̯ǝ (L267p Maasbree)
|
De melk door een doek, zeef of filter laten vloeien om de melk te zuiveren van onbruikbare of verontreinigende stoffen of bestanddelen. [S 46; Wi 30; monogr.; add. uit N 12, L 324]
I-11
|
21288 |
melkboer |
melkboer:
mɛləgbu.ər (L267p Maasbree)
|
melkboer [RND]
III-3-1
|
24808 |
melkdistel |
melkdistel:
-
melkdistel (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree,
L267p Maasbree)
|
[DC 60A (1985)]gewone melkdistel (Cirsium arvense L.) [DC 60a (1985)]
I-7, III-4-3
|
30780 |
melkglas |
melkglas:
męlǝk˲glās (L267p Maasbree),
opaline:
ōpalinǝ (L267p Maasbree)
|
Ondoorzichtig, melkwit gekleurd glas. [N 67, 89i]
II-9
|
34386 |
melkschaap |
melkschaap:
mɛlksxǭp (L267p Maasbree)
|
Schaap van een ras dat vooral goed is voor de melk. [N 77, 1f; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34227 |
melkstoeltje |
melkstoel:
mɛlkstōl (L267p Maasbree)
|
Houten krukje met drie of vier poten waarop men zit bij het melken van de koeien. Zie afbeelding 10. [A 9, 13; A 42, 18a; JG 1d; monogr.]
I-11
|
19930 |
melkzeef |
zijschotel:
zēi̯sxotǝl (L267p Maasbree),
zēi̯sxø̜tǝl (L267p Maasbree)
|
Voorwerp waarmee men melk zeeft. Het is een soort vergiet met als bodem een doek. De melk wordt uit de melkemmer via deze melkzeef in de melkbus gegoten. Hierdoor blijven grove verontreinigingen achter. Zie afbeelding 11. [A 18, 11a; L 48, 35.Ia; Lu 2, 35.Ia; Gwn 8, 6; JG 1d; monogr.]
I-11
|
33554 |
meloen |
meloen:
Venlo e.o.
meloen (L267p Maasbree),
WLD
meloen (L267p Maasbree)
|
Een meloen, de komkommerachtige oranjekleurige of groene, sappige, smakelijke vrucht (meloen, kanteloep). [N 82 (1981)]
I-7
|
19137 |
menen |
menen:
meine (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
van mening zijn [peinzen, menen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
20149 |
mens (alg.) |
mens:
ook voor man en vrouw; sympathiek medelijden
mins (L267p Maasbree)
|
mens; wordt mensch gebruikt in de betekenis van man? Spreekt een vrouw b.v. van mn mensch?, wanneer ze haar man bedoelt? Komt het mensch voor in de betekenis van vrouw? En bedoelt men met die zegswijze alleen geringachting of ook sympathiek medelijden? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|