32590 |
mesthoopje op het land |
mesthoopje:
[mest]hyǝpkǝ (L267p Maasbree)
|
Met de hieronder volgende termen wordt het hoopje mest bedoeld, dat men telkens met de mesthaak van de kar aftrekt. De gegevens die aan dit lemma hoofdzakelijk ten grondslag liggen, zijn tweeërlei: enkelvoudsvormen, verkregen door N 11, 18, en meervoudsvormen n.a.v. A 9, 30. Bij de bewerking van het materiaal konden uit de meervoudsvormen - als dat nodig was - enkelvouden worden afgeleid. Omdat het bij de bemesting van het land doorgaans om meerdere, ja zelfs rijen mesthoopjes gaat, is per woordtype achter de varianten of achter de plaatsnummers zoveel mogelijk de meervoudsvorm vermeld. Bij varianten van de typen hoopje (mest) en mesthoopje echter is het meervoud weggelaten, omdat het - behoudens een enkele, apart gedocumenteerde uitzondering - allerwegen met -s gevormd blijkt te worden. De termen aan het eind van dit lemma betreffen niet het hierboven bedoelde mesthoopje, maar een grote hoeveelheid mest die men, wanneer de mestvaalt vol zat en er op het erf geen plaats voor was, naar het land reed en daar op een bepaalde plaats op een hoop zette. Voor het (...)-deel van de betrokken varianten hieronder zie men het lemma (stal)mest. [N 11, 18 + 19; N 11A, 20a + b; A 9, 31]
I-1
|
24335 |
mestkever |
paardskegel:
pérdskegel (L267p Maasbree),
strontkever:
WLD
strontkever (L267p Maasbree)
|
Hoe noemt u de mestkever: een soort kever, groot blauwachtig glanzend, die in mest of van mest leeft (stronthommel, pekbeest, strontbeest, strontmulder) [N 83 (1981)] || mestkever [Roukens 03 (1937)]
III-4-2
|
33408 |
mestplank onder de zitstokken |
mesthorde:
męsthōrt (L267p Maasbree),
mestplank:
męsplaŋk (L267p Maasbree),
męstplaŋk (L267p Maasbree)
|
De plank onder de zitplaats van de kippen die dient om de mest op te vangen. In L 245, P 51,174, 222, Q 9, 77, 88, 93 en 118 kende men een dergelijke voorziening niet; daar vielen de uitwerpselen gewoon op de vloer. [N 5A, 63b; A 48, 16g]
I-6
|
33622 |
mestvaalt |
meste, miste:
meeste (L267p Maasbree),
mesthoop:
aan ZND 01 is hier toegevoed het materiaal van ZND 31 (1939), 019
mèshoup (L267p Maasbree),
mèsthoup (L267p Maasbree),
mestkuil:
aan ZND 01 is hier toegevoed het materiaal van ZND 31 (1939), 019
mèskoel (L267p Maasbree)
|
[SGV (1914)]hoop droge mest,die bij of op de gierput wordt opgestapeld [DC 18 (1950)] || mesthoop bij de boerderij [DC 09 (1940)]
I-7
|
23632 |
met de collecteschaal rondgaan |
rondgaan:
ronkgaon (L267p Maasbree)
|
Collecteren met de open schaal, met de schaal rondgaan. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32285 |
met de kuipersvijs dichtdraaien |
bijeentrekken:
bējęjntrękǝ (L267p Maasbree)
|
Met behulp van de kuipersvijs de duigen aan de onderzijde van het vat naar binnen buigen. De onderste helft van het vat kan daarna worden voorzien van sluitbanden. [N E, 28c]
II-12
|
22341 |
met de vlakke hand op iemands rug slaan |
doffen:
doefe (L267p Maasbree),
klatsen:
klatse (L267p Maasbree)
|
Met de vlakke hand op iemands rug slaan [batsen, doezen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22641 |
met een drijftol spelen |
tollen:
tollen (L267p Maasbree)
|
Hoe noemt men het spelen met dit speelgoed [kinderspeelgoed dat paddestoel- of kegelvormig is en dat met een zweep wordt voortgedreven]? [DC 24 (1953)]
III-3-2
|
22760 |
met een priktol spelen |
tollen:
tollen (L267p Maasbree)
|
Hoe noemt men het spelen met dit speelgoed [een stuk speelgoed dat in beweging wordt gebracht met behulp van een touwtje dat er omheen wordt gedraaid]? [DC 24 (1953)]
III-3-2
|
20570 |
met kleine hapjes eten |
buffelen:
buffele (L267p Maasbree)
|
Hoe noemt U: Druk eten met kleine hapjes (busselen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|