34179 |
nageboorte van de koe |
bocht:
bǫxt (L267p Maasbree),
lechter:
lēxtǝr (L267p Maasbree)
|
[N 3A, 57a; JG 1a, 1b; A 33, 19b; monogr.]
I-11
|
33881 |
nageboorte van het paard |
lichter:
lēxtǝr (L267p Maasbree)
|
Moederkoek die na de geboorte van het veulen afkomt. [A 33, 19a; N 8, 54 en 55]
I-9
|
20081 |
nagelbloem (clethra alnifolia) |
nagelbloem:
nagelbloom (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
giroffel (nagelbloem) [SGV (1914)] || nagelbloem (anjelier) [SGV (1914)]
III-2-1
|
32955 |
nagras, tweede hooioogst |
groe(n)maad:
gromǝt (L267p Maasbree),
nagras:
nǫgrās (L267p Maasbree),
nahooi:
nǫhø̜i̯ (L267p Maasbree)
|
De opbrengst van de tweede maal dat er gehooid wordt, doorgaans eind augustus; zie de algemene toelichting bij deze paragraaf (''nagras''). [N 14, 128b, JG 1a, 1b en 2b; A 4, 26a; A GV, 2Gr.; L B2, 345; L 5, 8; L 14, 15; Gwn 7, 10; Wi 58; S 25; monogr.]
I-3
|
29366 |
natmaken |
weken:
węjkǝ (L267p Maasbree)
|
Het natmaken van de zool om hem te kunnen likken. Zie ook het lemma likken. [N 60, 121a]
II-10
|
30840 |
naturel |
met een blanke nerf:
męt ǝn blaŋkǝ nɛrf (L267p Maasbree)
|
Zijn natuurlijke kleur hebbend, gezegd van leer. [N 60, 13]
II-10
|
26442 |
natuursteen |
natuursteen:
nǝtø̄rstęjn (L267p Maasbree)
|
In de natuur aangetroffen steen die al dan niet met gereedschappen bewerkt is. In het eerste geval spreekt men van breuksteen, in het tweede van gehouwen steen. Tot de natuursteen worden onder meer kalksteen of hardsteen, graniet, zandsteen en tufsteen gerekend. De natuursteen staat in tegenstelling tot de kunststeen, die uit verschillende grondstoffen vervaardigd wordt. Zie ook de lemmata 'Hardsteen' en 'Zandsteen'. [N 30, 55c; N 30, 55g; N 30, 56; N 31, 31a; monogr.]
II-9
|
25012 |
nauw, eng |
eng:
ing (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree,
L267p Maasbree)
|
klein van in- of doorgang, niet wijd, met weinig ruimte [bekremmeld, eng, strang, nauw] [N 91 (1982)] || nauw [SGV (1914)]
III-4-4
|
18909 |
nauwgezet; nauwgezet persoon |
fijn:
fīēn (L267p Maasbree),
juste:
jŭŭst (L267p Maasbree),
precies:
pərsīēs (L267p Maasbree),
pronte, een -:
⁄nne prônk (L267p Maasbree)
|
Hij is op zijn punt - sekuur (a.gezegd v.e. persoon; b.v.e. werk) [RND] || met zorg en aandacht te werk gaand, niet slordig of oppervlakkig [consciëntieus, secuur, precies, weiger] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17766 |
navel |
buiknavel:
bōēknavel (L267p Maasbree),
navel:
navel (L267p Maasbree)
|
Navel: het litteken van de navelstreng midden op de buik (nakker, nagel, navel). [N 84 (1981)]
III-1-1
|