23246 |
ongelovige |
ongelovige:
ongeluivige (L267p Maasbree)
|
Een ongelovige, de ongelovigen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18130 |
ongeluk |
ongeluk:
ôngelök (L267p Maasbree)
|
Ongeluk: door een misgreep, door vallen gekwetst worden (paret). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18821 |
ongelukkige |
ongeluk, een -:
⁄n ongelök (L267p Maasbree)
|
iemand die door het ongeluk is getroffen [stakkerd, duts] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25057 |
ongeordende hoeveelheid, chaos |
boel:
boel (L267p Maasbree),
dooreen:
⁄nne dôrein (L267p Maasbree),
janboel:
janboel (L267p Maasbree),
rommel:
rommel (L267p Maasbree),
troep:
troep (L267p Maasbree)
|
boel [SGV (1914)] || een min of meer ordeloze menigte al of niet bijeenhorende zaken [boel, boek, omboel, deel, vracht, schep, scheut, meuk, drommel] [N 91 (1982)] || een verwarde boel [hals, rommel, piëel, warwinkel, werzel, pan] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21919 |
ongepaarde mannelijke duif |
fetse hoorn:
Algemene opmerking: deze vragenlijst is heel slecht ingevuld!
Fetse haore (L267p Maasbree)
|
Hoe heet de jonge, nog ongepaarde mannelijke duif? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21921 |
ongepaarde vrouwelijke duif |
fetse zij:
Algemene opmerking: deze vragenlijst is heel slecht ingevuld!
’n fetse zie (L267p Maasbree)
|
Hoe heet de jonge, nog ongepaarde vrouwelijke duif? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
23486 |
ongewijde aarde |
ongewijde aarde:
ongewiede aerd (L267p Maasbree),
verloren kerkhof:
verlore kerkhoof (L267p Maasbree)
|
Het deel van het kerkhof dat vroeger diende als begraafplaats a) voor ongedoopt gestorven kinderen, b) evt. voor iemand die zelfmoord had gepleegd, c) evt. voor een gevonden maar niet geïdentificeerd lijk [ongewiejde èèrd, ...buiten de heg", verloren kerk [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20539 |
onhandig snijden |
hampelen:
hampele (L267p Maasbree)
|
Hoe noemt U: Op een onhandige manier in het vlees snijden (prossen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33291 |
onkruid, algemeen |
drek:
drɛk (L267p Maasbree)
|
De verzamelnaam van in het wild groeiende planten, tussen de cultuurgewassen; ze belemmeren de cultuurgewassen in hun groei en de boer zal ze dan ook bestrijden. Naar aanleiding van de opgave nuttigheid in L 387 merkt de zegsman op: "Nut is hier ɛvuil, viesɛ"; waarschijnlijker dan deze volksetymologie is echter dat het voorvoegsel on- hier is uitgevallen. Puinen, puimen is eigenlijk de soortnaam van een afzonderlijke plant (zie het lemma Kweek) maar hier uitdrukkelijk opgegeven als de algemene benaming voor alle soorten onkruid. Hetzelfde geldt voor de opgaven reutsel (zie het lemma Perzikkruid). De varianten op -ds zoals vuiligheids vertonen pseudo-klankverschuiving. [N 11, 70a en 80a; N 11A, 172d; N 14, 123 en 124; N 17, 11; N P, 15b en 16b; JG 1a, 1b; A 17, 11; A 26, 9; A 28, 10; A 30, 2; A 39, 1b; A 43, 13; L 2, 18; S 26; Wi 6; monogr.]
I-5
|
20452 |
onkuis |
vies:
fiës (L267p Maasbree)
|
onkuis; tot wellust neigend, onzedig [onkuis, wulps, ontuchtig] [N 86 (1981)]
III-2-2
|