e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ringetjestang ringetjestang: reŋskǝstaŋ (Maasbree) De tang waarmee men de ringetjes in de vetergaatjes bevestigt. [N 60, 46d] II-10
ringkwast ringkwast: reŋkwas (Maasbree) Kwast waarbij de haarbundel in een smalle ijzeren ring wordt geplaatst en vervolgens wordt vastgewigd. [N 67, 30e] II-9
ringrijden, ringsteken ringsteken: rinkstêke (Maasbree) ringsteken [SGV (1914)] III-3-2
ringtang ringtang: ringtang (Maasbree) Tang waarmee men het varken een ring in de neus zet. [N 76, 47] I-12
ringvinger ringvinger: ringvinger (Maasbree), rinkvinger (Maasbree), vingerling: vingerling (Maasbree) Ringvinger: de vierde vinger waaraan men gewoonlijk een ring draagt (ringvinger, goudvinger,vingerling, iedekje, pillepoort). [N 84 (1981)] III-1-1
ringworm ringelworm: ringelworm (Maasbree), ringworm: ringworm (Maasbree) Huidziekte in de vorm van een wiel (omloop, Sinte-Katrien, springend vuur, ringelworm). [N 84 (1981)] III-1-2
rinkelen met de altaarbel bellen: belle (Maasbree) Met deze bel rinkelen, bellen, schellen. [N 96B (1989)] III-3-3
rins zuur: zoor (Maasbree) lichtelijk zuur smakend (rins, zurig) [N 91 (1982)] III-2-3
riool riool: rioel (Maasbree), riool (Maasbree), riōēl (Maasbree) het stelsel van buizen en kanalen voor het afvoeren v an vuil water [riool, geul, grip] [N 90 (1982)] || riool [SGV (1914)] III-3-1
rit rit: rit (Maasbree, ... ) de afstand afgelegd te paard, per fiets, per auto of op de schaats (tocht, rit) [N 90 (1982)] || rit [SGV (1914)] III-3-1