18464 |
schoenen blinken |
uitwassen:
óétwasse (L267p Maasbree)
|
Hoe zegt u: We zullen de schoenen (althans bepaalde delen [N 60 (1973)]
III-1-3
|
18465 |
schoenen poetsen |
ophalen:
ophale (L267p Maasbree)
|
Hoe noemt u een laatste poetsbewerking van de schoen met borstels en zachte doeken om hem zijn diepste glans te geven? (ophalen, siffen?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
31122 |
schoenenophaler |
bezorger:
bǝzø̜rgǝr (L267p Maasbree)
|
De persoon die, door de baas uitgezonden, op het eind van de week de verschillende schoenmakers afgaat om gemaakte schoenen mee naar de winkel te nemen. [N 60, 218b]
II-10
|
30878 |
schoenlade |
trek:
tręk (L267p Maasbree)
|
De lade of een van de laden in de werktafel. [N 60, 193b]
II-10
|
30812 |
schoenmaker |
schoester:
sxustǝr (L267p Maasbree)
|
In dit lemma zijn zowel de benamingen verwerkt voor "de persoon die schoeisel vervaardigt" als voor "de persoon die schoeisel repareert". [N 60, 216a; N 60, 231a; Wi 2; N 60, 75; monogr.]
II-10
|
30813 |
schoenmaker -bijnamen |
pekvot:
pę̄kvot (L267p Maasbree)
|
Bijnamen voor de schoenmaker. [N 60, 216b; N 60, 75; monogr.]
II-10
|
30811 |
schoenmakersgereedschap |
schoestersgerei:
sxustǝrsgręj (L267p Maasbree)
|
Algemene benaming voor schoenmakersgereedschap. [N 60, 221b]
II-10
|
30854 |
schoenmakershamer |
schoestershamer:
sxustǝrshāmǝr (L267p Maasbree)
|
De algemene schoenmakershamer die men voor een groot aantal bewerkingen gebruikt. Doorgaans heeft de schoenmaker twee hamers: een grote om het geweekte zoolleer te kloppen en de hakken toe te slaan en een minder grote voor het nagelen en andere bewerkingen. Beide hamers zijn rond van kop en breed van bek. De kop mag echter niet te bolrond zijn, omdat men daarmee niet overal het zoolleer even vast en effen kan kloppen en men daarmee niet goed kan nagelen (Dierick, pag. 84). Volgens de informant van Q 253 heeft de schoenmaker meestal alleen maar de typische schoestershamer. Hij beschrijft die als volgt. De scherpe kant is ongeveer 4 mm dik en 25 tot 30 mm breed, gebogen. Die kant versmalt tot op een 15 mm, verbreedt ter hoogte van het oog en loopt in een ronde of de achthoekige vorm uit naar het vlak, een soort paddestoel met ongeveer 35 mm doorsnede, lichtjes bolrond. De hamer is over zijn geheel gebogen. Hij heeft een lengte van 18 tot 25 cm en weegt tussen de 400 en de 600 gram. De steel is niet langer dan 16 tot 20 cm. Zie afb. 8. [N 60, 183a]
II-10
|
31080 |
schoenmakerslamp |
schoesterslamp:
sxustǝrslamp (L267p Maasbree),
schoesterslicht:
sxustǝrsløx (L267p Maasbree)
|
De lamp die op petroleum brandt en waarboven de polijstinstrumenten verwarmd worden. Volgens de informant van Q 253 verwarmt men ter plekke boven een kaars. [N 60, 140a]
II-10
|
30844 |
schoenmakersmes |
mes:
mɛts (L267p Maasbree),
schoestersmes:
sxustǝrsmɛts (L267p Maasbree)
|
Het algemene schoenmakersmes dat voor allerlei bewerkingen wordt gebruikt. Men kent lichte en zware schoenmakersmessen. Zie afb. 2. [N 60, 173; N 60, 240b]
II-10
|