20589 |
tabakssap |
zever:
zeiver (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
Hoe noemt U: Vuil water in een pijp (smierk, nerrik) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
23255 |
tabernakel |
tabernakel (<lat.):
tabbernakel (L267p Maasbree),
tabernakel (L267p Maasbree)
|
Het tabernakel, het rijkversierd kastje (op het hoofdaltaar of op het sacra-mentsaltaar), waarin het Allerheiligste bewaard wordt. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
30901 |
tack |
tack:
(mv)
tę̄ks (L267p Maasbree),
tɛks (L267p Maasbree),
tɛksǝ (L267p Maasbree)
|
Het kleine, puntige, kantige taaie spijkertje met betrekkelijk grote kop, dat onder andere gebruikt wordt om het bovenleer voorlopig op de zool vast te maken, totdat die met pekdraad geregen is. Tacks zijn er in diverse maten. Volgens de informant van K 353 zijn semences heel kleine, scherpe, vierkantige spijkertjes met of zonder kop. Tack is een Engelse benaming. Het meervoud tacks wordt door de schoenmaker wel eens als een enkelvoud ge√Ønterpreteerd. Vandaar dat er meervoudsvormen voorkomen als taksǝ en tksǝ. De tacks van verschillende lengten en ook wel andere spijkertjes zoals steekstiften, rivets en haknagels, worden in een speciale, draaibare tacksenbak bewaard. Deze komt men bij veel schoenmakers tegen. Zie afb. 15. [N 60, 202b; N 60, 202c; N 60, 101; N 60, 201a; N 60, 235; N 60, 235a]
II-10
|
19667 |
tafel |
tafel:
tōͅfəl (L267p Maasbree)
|
tafel [SGV (1914)]
III-2-1
|
20152 |
tafelbroeder; niet te gebruiken |
tafelbroer:
taofelbroor (L267p Maasbree)
|
tafelbroeder [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
19833 |
tafelpoot |
tafelpoot:
tōͅfəlpūət (L267p Maasbree)
|
tafelpoot [DC 49 (1974)]
III-2-1
|
20153 |
tafelzuster; niet te gebruiken |
tafelzuster:
taofelzuster (L267p Maasbree)
|
tafelzuster [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
24494 |
tak (alg.) |
tak:
tak (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree),
Venlo e.o. tek = mv
tak (L267p Maasbree)
|
dikke tak [DC 25 (1954)] || Een twee- of meerjarige twijg (tak, spil, tekker). [N 82 (1981)] || tak [SGV (1914)]
III-4-3
|
20476 |
tak van een geslacht |
familie:
femilie (L267p Maasbree),
femĭĕlie (L267p Maasbree)
|
de tak van een geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
24727 |
takken (coll.) |
kroon:
WLD
krōēn (L267p Maasbree),
tak (mv.):
tek (L267p Maasbree)
|
Alle takken samen (griend, kroon, gezwaai). [N 82 (1981)] || takken (mv.) [SGV (1914)]
III-4-3
|