24255 |
tochtig |
rits:
rets (L267p Maasbree),
tochtig:
töchtig (L267p Maasbree),
tøxtex (L267p Maasbree)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de geit. [N 19, 70b; N 77, 95; JG 1b; N C, 4c; S 52, L 378 add.; monogr.] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de koe. [N 3A, 29; N C, 4a; JG 1a, 1b; Gwn V, 3; monogr.; add. uit N 3A, 21; N 3A, 9b] || tochtig, verlangend naar de paring, gezegd van vogels (parig) [N 83 (1981)]
I-11, I-12, III-4-1
|
21565 |
toegangsprijs |
entree (<fr.):
entree (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
de prijs die men moet betalen om ergens binnen te komen [entree, inkom, inkomgeld, inkomprijs] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
33592 |
toekruid, algemeen |
gekruid:
Venlo e.o.
gekruje (L267p Maasbree),
WLD
gekruje (L267p Maasbree)
|
De kruiden die bij de bereiding bij groente of vlees gevoegd worden om de smaak van het gerecht te verbeteren, in het algemeen (kruid, toekruid, specerij). [N 82 (1981)]
I-7
|
22547 |
toepen (kaartspel) |
toepen:
toepe (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21438 |
toeslag |
toeslag:
toeslaag (L267p Maasbree)
|
het geld wat men voor kosten boven de koopprijs moet betalen op een veiling [onraad, ongeld, kavelgeld, herengeld, beugelgeld, toeslag] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
19261 |
toestemming |
instemming:
instumming (L267p Maasbree)
|
goedkeuring om iets te mogen doen [toestemming, konsent] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21380 |
tol betalen |
tol betalen:
tōl betale (oud breer) (L267p Maasbree)
|
tol betalen, [SGV (1914)]
III-3-1
|
21215 |
tolboom |
boom:
den baom (L267p Maasbree)
|
de boom waarmee de weg kan worden afgesloten op de plaats waar men tol moet betalen [barrier, brier] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21381 |
tolgaarder |
commies (<fr.):
kemmies (L267p Maasbree),
Van Dale: commies (kommies) (<Fr.), 3. (vooral in de vorm kommies) tolbeamte, ambtenaar die werkzaam is bij de (buiten)dienst van de accijnzen en invoerbelastingen en die te waken heeft tegen overtreding daarvan.
kömiës (L267p Maasbree),
die de barrier heeft:
dee den breer heet (L267p Maasbree)
|
de beambte die tol [bijv. bij een brug] in ontvangst moet nemen [brierman, commies, tolbaas, tolgaarder] [N 90 (1982)] || tolgaarder [SGV (1914)]
III-3-1
|
17859 |
tollen |
tollen:
tolle (L267p Maasbree)
|
Tollen: draaien als een tol (trijzelen, bollen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|