e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tortelduif tortelduif: tòrteldoef (Maasbree) tortelduif III-4-1
touw om het hooi vast te sjorren bindtouw: beŋtǫu̯ (Maasbree) Zowel om de hooiboom aan de kar vast te sjorren, alsook om de lading zelf vast te zetten als er geen hooiboom op de lading werd gelegd, werden er doorgaans twee lange stevige touwen gebruikt. Het één werd aan de voorkant van de wagen aan één van de burries (of aan beide) vastgemaakt, of aan een speciaal daartoe aangebrachte ijzeren pin of ring. Aan de achterkant van de wagen werd het touw ofwel ook aan een haak of ring vastgezet en dan door middel van een blok of klos aangespannen of met een knevel aangedraaid, ofwel werd het door een soort windas gehaald, de vregelpaal die onder in de bak van de kar was gemonteerd en dan vast aangedraaid met de vregelstok; zie de toelichting en de afbeelding bij het lemma ''vregelpaal''.' [JG 1d, 2c; A 34, 8 en 12a; add. uit N 17, 71; N 18, 140; A 34, 7, 9 en 12b; Gwn 7, 11; monogr.] I-3
traag lui: lui (Maasbree), traag: troag (Maasbree), trage beer: ⁄nne traoge baer (Maasbree), vuil: voël (Maasbree) niet snel reagerend; langzaam in het handelen [traag, lui] [N 85 (1981)] || traag [SGV (1914)] III-1-4
traag praten zemelen: zemele (Maasbree) traag praten [lijzen, zemelen] [N 87 (1981)] III-3-1
traktatie bij het plaatsen van de mei richtfeest: richtfiest (Maasbree) De tractatie bij het plaatsen van die tak of vlag. [N 88 (1982)] III-3-2
trakteren trakteren (<lat.): trakteere (Maasbree) trakteeren [SGV (1914)] III-3-1
tranen vetten: vętǝ (Maasbree) De schoen met traan overstrijken om het leer mals te maken. [N 60, 144] II-10
tranende ogen lepe ogen: leipe ougen hebbe (Maasbree) leepogig [SGV (1914)] III-1-1
trant gang: gangk (Maasbree), gank (Maasbree) gang: Wijze van gaan (gang, trant). [N 84 (1981)] III-1-2
trapleer trapleer: traplier (Maasbree), trapleertje: traplierke (Maasbree) trapleer [DC 39 (1965)] III-2-1