e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uil uil: ūūl (Maasbree) uil [SGV (1914)] III-4-1
uit (voetbal) achter: achter (Maasbree), uit: oet (Maasbree) (De bal is) uit. [DC 49 (1974)] III-3-2
uitblinken uitblinken: oetblinke (Maasbree), uitsteken: ōētstéke (Maasbree) schitteren boven iets of iemand anders, bijzonder begaafd zijn [uitstek zijn, uitblinken] [N 85 (1981)] III-1-4
uitbrander rappelement: raplement (Maasbree) een lichte afkeuring als straf [ripplement, rappelement, afkemming, kemming, afleiding, schelles, berisping] [N 85 (1981)] III-1-4
uitdenken uitprakkiseren: oetprakkézere (Maasbree), ōētprakkezere (Maasbree) door nadenken ontwerpen; verzinnen [uitfineren, figeleren, uitprakkezeren, bedenken] [N 85 (1981)] III-1-4
uitdraaien, oprekken optrekken: optrękǝ (Maasbree), uitdraaien: uǝt˱dręjǝ (Maasbree) Het rekken van een schoen in de breedte en/of de lengte met behulp van een uitdraaileest of oprekleest of oprekmachine. [N 60, 245a; N 60, 245b] II-10
uiten uiten: ute (Maasbree), uute (Maasbree) uitspreken; te kennen geven [uiten, uiteren, lossen] [N 87 (1981)] III-3-1
uitgaan op de lappen gaan: op de lappe gaon (Maasbree), op de zwabber gaan: Van Dale: zwabber, 3. het zwabberen: aan de zwabber zijn, zwabberen; (fig.) een liederlijk leven leiden.  op de zwabber (Maasbree) uitgaan, cafés bezoeken, aan de zwier gaan [lelijkeren, op de scheut gaan] [N 87 (1981)] III-3-1
uitgegraven dennenwortel poest: pust (Maasbree) [R 3, 3; L B2, 344] I-8
uitgieten schenken: schinke (Maasbree) een vloeistof al gietende doen vloeien uit een kan, fles etc. [storten, plassen, klassen, schenken, uitgieten] [N 91 (1982)] III-4-4