e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbree

Overzicht

Gevonden: 4847
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bloeien bloeien: blø̄i̯ǝ (Maasbree) De algemene uitdrukking voor het in bloei staan of bloesem dragen van planten en gewassen. In het materiaal-JG is uitdrukkelijk opgegeven dat het om het bloeien van koren gaat. In dit lemma worden de werkwoorden bijeengezet; in het volgende lemma komen de zelfstandige naamwoorden aan bod. [JG 1a, 1b; L A2, 373; L 32, 77, R 1, 37; monogr.] I-4
bloem (alg.) bloem: blo.mə (Maasbree), bloom (Maasbree) bloem [SGV (1914)] || bloemen [RND] III-4-3
bloembol bloemenbol: WLD  blomenbol (Maasbree), bol: Venlo e.o.  ból (Maasbree) Het onderaards, met dikke balden bolvormig bekleed stengeldeel, waaruit een bloem kan groeien; een bloembol (klieste, klister, kleister, bol, bloembol, knol, ajuin). [N 82 (1981)] III-4-3
bloemknop knoop: Venlo e.o. knuup = mv.  knoep (Maasbree), WLD  knoep (Maasbree) De knop waaruit een bloem groeit (bot, bloembot, bloemknop). [N 82 (1981)] III-4-3
bloemperk bloemenperk: blomeperk (Maasbree) Hoe noemt u het afgeperkt deel van een tuin met bloemen? [N 104 (2000)] III-2-1
blokkwast blokwitter: blǫkwetǝr (Maasbree) Kwast waarvan het haar in bosjes en op rijen geplaatst is in een houten of zinken voetplaat. Uit woordtypen als 'blokwitter', 'witkwast' en 'sauskwast' blijkt dat de blokkwast wordt gebruikt voor het witten van zolderingen en muren. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Witkwast'. Met de term 'verdrijver' wordt doorgaans een kwast aangeduid waarmee kwaststrepen in natte verf weggewerkt kunnen worden. Zie ook afb. 91. [N 67, 30d] II-9
blokwerk blokwerk: blǫkwęrk (Maasbree) Het schoenwerk dat door de blokwerker gemaakt wordt. [N 60, 159b] II-10
blokwerker blokwerker: blǫkwęrkǝr (Maasbree) De man die staande werkt aan een zwikblok. [N 60, 159a] II-10
bluts buts: buts (Maasbree), dompel: dumpel (Maasbree) Deuk: een buiging in een effen opppervlak door een stoot veroorzaakt (buts, bluts, bult, duts, deuk). [N 84 (1981)] III-1-2
blutsen blutsen: blutse (Maasbree, ... ), butsen: butse (Maasbree) blutsen [SGV (1914)] || Blutsen: een buil slaan, een deuk slaan (blutsen, knutsen, butsen). [N 84 (1981)] III-1-2