e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vat, ton (naar inhoud) anker: aŋkǝr (Maasbree), half anker: half anker (Maasbree), half okshoofd: half okshoofd (Maasbree), halve ton: halve ton (Maasbree), hecto: hɛktǝr (Maasbree), kindje: kintjǝ (Maasbree), okshoofd: okshoofd (Maasbree) In dit lemma zijn de benamingen voor vaten en tonnen met een bepaalde inhoudsmaat bijeen geplaatst. Bij één soort benaming worden door de zegslieden soms verschillende inhoudsmaten opgegeven. [N E, L; monogr.] II-12
vechten vechten: fɛxtə (Maasbree), vechte (Maasbree, ... ), zich houwen: zich hauwe (Maasbree) Hij deed geheel de wereld vechten. [RND] || ruzie maken en daarbij gebruik maken van handen, armen en benen [kempen, kebberen, vechten] [N 85 (1981)] III-3-1
vee beesten: biǝstǝ (Maasbree), vee: viǝ (Maasbree) Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.] I-11
veegvast veegvast: vē̜x˲vas (Maasbree) Gezegd van verf die na droging bij aanraking niet afgeeft. [N 67, 75c] II-9
veel drinken buizen: buize (Maasbree), zuipen: zoepe (Maasbree), zoëpe (Maasbree), zōēpe (Maasbree), zūpə (Maasbree) drinken; Hoe noemt U: Veel en met graagte drinken (loeriën, leerzen) [N 80 (1980)] || zuipen [DC 35 (1963)] || zuipen, onmatig drinken [DC 38 (1964)] III-2-3
veel geld waard veel geld waard: veul geld weerd (Maasbree) veel geld waard: Die oude eikehouten kast is - - - [DC 39 (1965)] III-3-1
veelvraat slokker: o als 9  slokker (Maasbree), varken: verke (Maasbree) veelvraat; Hoe noemt U: Iemand die gulzig is, gulzigaard (vraat, fretter, veelvraat, doorjager) [N 80 (1980)] III-2-3
veengrond, stuk niet ontgonnen hei of woeste grond veen: veen (Maasbree) Een stuk grond waarop het mogelijk is een bepaald soort turf te steken. [I, 3; N 27, 4a; N 27,18a; S 39] II-4
veenlaag bronkgrond: broonkgrônk (Maasbree) laag veen, tussen moer en zand [derring, moes] [N 81 (1980)] III-4-4
veer veer: vaer (Maasbree, ... ) veer: elk der huidbekleedsels van een vogel bestaande uit een buisje dat aan weerszijden baarden en baardjes draagt (pluim, veer) [N 83 (1981)] III-4-1