18853 |
vermoeden |
vermoeden:
vermoede (L267p Maasbree)
|
het menen dat iets waarschijnlijk is, het veronderstellen dat iets zo is [vermoeden, bronsel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25098 |
vernielen |
vernielen:
verneele (L267p Maasbree)
|
vernielen [SGV (1914)]
III-4-4
|
30605 |
vernis |
blanke lak:
blaŋkǝ lak (L267p Maasbree)
|
Bij kamertemperatuur vloeibare massa, die in dunne lagen over voorwerpen wordt gestreken en daarop een doorschijnende, tegen de invloed van lucht en water beschermende bedekking vormt. Vernis bestaat uit een oplossing van harsen in lijn- of terpentijnolie of andere oplosmiddelen. [N 67, 21a; monogr.]
II-9
|
30706 |
vernissen |
vernissen:
vǝrnesǝ (L267p Maasbree)
|
Met vernis bestrijken. Een dunne laag uitgestreken vernis droogt op tot een glanzende, doorschijnende laag. Vernis kan zowel gebruikt worden als bescherming voor onderliggende verflagen als ter verfraaiing. [N 67, 66b; monogr.]
II-9
|
23374 |
verpachte banken |
pachtplaatsen:
pechtplaatse (L267p Maasbree),
verpachte banken:
verpachde banke (L267p Maasbree)
|
De kerkbanken waarvan de plaatsen aan parochianen verpacht werden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18899 |
verplichting |
moet:
⁄nne môt (L267p Maasbree),
moeten:
mótte (L267p Maasbree)
|
het verplicht zijn [moetert, verplichting] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20576 |
verschaald |
verschaald:
verschaald (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
verschaald; Hoe noemt U: Door lang staan geur en kracht verloren hebbend, gezegd van bier (verschaald) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25090 |
verschieten |
verschieten:
verschēte (L267p Maasbree)
|
anders worden van kleur door het (zon)licht, gezegd van bijv. kledingstukken [verschieten, afgaan] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23916 |
verschijning |
verschijning:
verschiening (L267p Maasbree)
|
Een verschijning hebben/krijgen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21666 |
verschuldigd zijn |
schuld zijn:
schöld zien (L267p Maasbree),
schuldig zijn:
schuldig zien (L267p Maasbree)
|
verplicht te betalen [schuldig (zijn), plichtig zijn, gelden] [N 89 (1982)]
III-3-1
|