21442 |
vleien |
femelen:
feemele (L267p Maasbree),
Van Dale: femelen, 1. zoetsappige en zeurige praatjes houden (met bijgedachte aan huichelachtigheid), kwezelen, huichelen...
fiemele (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree),
fledderen:
WNT: fledderen -flidderen-, Z.-Ndl. bijvormen van Fladderen.
fleddere (L267p Maasbree),
flikflooien:
flikfloeje (L267p Maasbree)
|
flikflooien [SGV (1914)] || iemand dingen zeggen die hem aanstaan en aangenaam zijn, maar die overdreven en onwaar zijn, om bij hem in een goed boekje te komen staan [mouwvegen, mouwstrijken, afluizen, fletsen, lemmen, loeflokken, vleien, bakkeleien, flodderen] [N 85 (1981)] || vragen op een vleiende toon [afkuiten] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19127 |
vleier |
femelaar:
fiemelaer (L267p Maasbree),
fleddervos:
fleddervos (L267p Maasbree),
kontenkruiper:
koontekrōēper (L267p Maasbree),
kòntekroëper (L267p Maasbree)
|
een persoon die graag vleit [zie vraag 365] [bloksleep, bloksleper, fleerbaard, kontekruiper, mouwveger] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
34378 |
vleiwoord voor het varken |
kuus:
kus (L267p Maasbree),
kuusje:
kuskǝ (L267p Maasbree)
|
[VC 14, 2c v]
I-12
|
34348 |
vlekziekte |
vlekziekte:
vlɛkzikt (L267p Maasbree)
|
Vlekziekte wordt veroorzaakt door een bacterie. De ziekte gaat gepaard met hoge koorts; op de huid tekenen zich rode en soms donkerblauwe vierkante of ruitvormige vlekken af (WBD I.6, blz. 854). [N 19, 27a; N 19, 27b; N 52, 19; N 76, 57; A 48a, 32; monogr.]
I-12
|
22154 |
vleugel |
vleugel:
vleugel (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
vleugel: elk der beide lichaamsdelen van vogels die hun tot vliegen dienen (wiek, zwing, vlerk, vleugel) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
30920 |
vleugels |
derbystukken:
dɛrbistø̜kǝ (L267p Maasbree),
vleugelstukken:
vlø̄gǝlstø̜kǝ (L267p Maasbree)
|
De vleugelvormige gedeelten van het voorblad. De voorst, het voorste deel van het boventuig, loopt om het vetergat heen met twee vleugels, die, grenzend aan de zool, tot in het hol reiken (Liedmeier, pag. 27). [N 60, 23b]
II-10
|
18502 |
vleugels [wld ii.10, p. 25] |
derbystukken:
derbiestökke (L267p Maasbree),
vleugelstukken:
vleugelstökke (L267p Maasbree)
|
De vleugelvormige gedeelten hiervan? [N 60 (1973)]
III-1-3
|
24391 |
vliegen, weven van een vlieg |
rondcirkelen:
rônksirkele (L267p Maasbree)
|
Hoe noemt u draaiende bewegingen maken om iemands hoofd, gezegd van een vlieg of mug (weven) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
19452 |
vliegenraam, hor |
gaasraam:
gaasraam (L267p Maasbree)
|
Hoe noemt u een scherm van groene metaaldraad in open ramen om vliegen buiten te houden? (vliegenraam, hor) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
22375 |
vlieger |
vlieger:
vleeger (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree),
vleger (L267p Maasbree)
|
Het speelgoed bestaande uit een licht gestel, met papier bespannen, dat aan een lang touw in de lucht opgelaten wordt [vlieger, boog, draak, beugel, vliegaard, vliegerd]. [N 88 (1982)] || vlieger (speeltuig) [SGV (1914)]
III-3-2
|