21192 |
vliegtuig |
vliegmachine:
vleegmöschiën (L267p Maasbree)
|
het toestel waarmee men kan vliegen [vliegtuig, vliegmachine, vlieger] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21193 |
vliegveld |
vliegveld:
vleegveld (L267p Maasbree)
|
het grote, effen terrein met verharde banen van waaraf vliegtuigen kunnen opstijgen en waar zij weer kunnen landen [vliegveld, vliegplein] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24499 |
vlier |
vlierenboom:
-
vlére-boum (L267p Maasbree)
|
vlierboom (sambucus nigra L.) [DC 13 (1945)]
III-4-3
|
24505 |
vlierbes |
vlierenkral:
-
vlére-kralle (L267p Maasbree)
|
vrucht van de vlierboom (sambucus nigra L.) [DC 13 (1945)]
III-4-3
|
33598 |
vlies in een vrucht |
appelenkroos:
Venlo e.o. samen (het geheel van vliezen en pittenhuis)
appelekroës (L267p Maasbree),
vlim:
WLD
vlum (L267p Maasbree)
|
Het vliesje tussen vruchtvlees en pit bij een appel (blees, vlim). [N 82 (1981)]
I-7
|
20006 |
vlijtig liesje |
springliesje:
niet algemeen. Opgegeven voor de reuzenbalsemien.
springlieske (L267p Maasbree),
vlijtig liesje:
-
vlijtig lieske (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
Sultansbalsemien (Impatiens walleriana Hook.). De bovenste bladeren meest tegenoverstaand. De stengel is niet zeer fors en hoogstens 1 m hoog. De bloemen zijn rood of wit, tamelijk vlak, met zeer lange en dunne, gebogen spoor (vlijtig liesje, nooitrust). [DC 60a (1985)], [DC 68 (1993)]
III-2-1
|
24392 |
vlinder |
rupsschijter:
oud.
roepschīēter (L267p Maasbree),
vlinder:
vlendər (L267p Maasbree),
vlinder (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree,
L267p Maasbree,
L267p Maasbree)
|
vlinder [Roukens 03 (1937)], [SGV (1914)] || vlinder, algemeen [DC 18 (1950)] || vlinder, pepel [RND]
III-4-2
|
24396 |
vlo (enk.) |
vlo:
vloei (L267p Maasbree),
vloə (L267p Maasbree)
|
vlo (pulex irritans), enk. [DC 54 (1979)] || vloo [SGV (1914)]
III-4-2
|
24395 |
vlo (mv., fon.) |
vluui:
vluuj (L267p Maasbree),
vluuien:
vluje (L267p Maasbree)
|
vlo (pulex irritans), mv. [DC 54 (1979)] || vlooien [SGV (1914)]
III-4-2
|
24964 |
vloed, hoogtij |
hoogwater:
hoëgwater (L267p Maasbree)
|
vloed, wassen van het water van de zee en de toestand van hoog water [bovenwater, hoog tij] [N 81 (1980)]
III-4-4
|