23343 |
vormsel |
vormsel:
vormsel (L267p Maasbree)
|
Het Vormsel [firmoeng]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25202 |
vorst, het vriezen |
gevreur:
gevrör (L267p Maasbree)
|
vorst (vriezend weer) [SGV (1914)]
III-4-4
|
29897 |
vorstpan |
vorstpan:
vǫrspan (L267p Maasbree)
|
Halfronde pan waarmee de nokken en hoekkepers van het dak worden bedekt; ook de soortgelijke pan voor de afdichting van de nok of de naden van het dakschild van een rieten dak. Vorstpannen worden met spijkers op de dakruiters vastgezet en met specie aan elkaar bevestigd. In Q 77b werd niet met vorstpannen gewerkt. Men smeerde daar de nok van het dak in met cement. Het woordtype broekstuk (L 290, L 372) duidt een pan aan die de verbinding vormt tussen de vorstpannen en de pannen die over de naden van het dakschild worden gelegd. [N 32, 45b; N 32, 45c; N 4A, 34a; N 4A, 34c; N F, 8]
II-8
|
24397 |
vos |
vos:
vos (L267p Maasbree)
|
vos: Hoe noemt u in uw dialect het roodharige hondachtige roofdier dat kippen steelt en vermaard is om zijn sluwheid? [N100 (1997)]
III-4-2
|
18279 |
vouw |
vouw:
voag (L267p Maasbree),
voage (L267p Maasbree)
|
vouw [SGV (1914)] || vouwen (mv.) [SGV (1914)]
III-1-3
|
17923 |
vouwen |
vouwen:
Klankwettig ??
voage (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
vouwen (mv) [SGV (1914)] || vouwen (ww) [SGV (1914)]
III-1-2
|
21149 |
vrachtwagen |
vrachtauto:
vrachauto (L267p Maasbree),
vrachtwagen:
vrachtwage (L267p Maasbree)
|
een grote auto voor goederenvervoer [vrachtwagen, camion] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21397 |
vragen |
vragen:
vroage (L267p Maasbree)
|
vragen [SGV (1914)]
III-3-1
|
21398 |
vreemde (man) |
vreemde, een ~:
vrömde (L267p Maasbree)
|
Noem het (dialect)woord voor: iemand uit den vreemde? [vreemdeling] [N 102 (1998)]
III-3-1
|
19341 |
vreugde |
lol:
lol (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree),
plezier:
plezeer (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
een gevoel van blijdschap in het algemeen [plezier, lol, vreugd] [N 85 (1981)] || vreugde [SGV (1914)]
III-1-4
|