e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbree

Overzicht

Gevonden: 4847
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boertje keukkeuk: keuk (Maasbree) boertje doen; als een baby gedronken heeft moet het een boertje doen [DC 47 (1972)] III-2-2
boertje, kleine boer boertje: bø̄rkǝ (Maasbree), kleine boer: klęi̯nǝn bōr (Maasbree) Keuterboer, bewoner van een kleine boerderij; soms wordt er uitdrukkelijk bij vermeld dat het bedrijf minder dan ongeveer 3 ha telt, of dat de boer niet een volwaardig paard tot zijn beschikking heeft. Voor vatsji (hier met betekenisuitbreiding), zie het lemma "koewachter" (1.3.14). [A 30A, 3c en 3e; monogr.; add. uit Wi 2] I-6
boete boete: boete (Maasbree) een geldstraf [boete, kore, amende] [N 90 (1982)] III-3-1
boezem brievenbus: breevebös (Maasbree), diepe schee: n deepe scheij (Maasbree), gleuf: gleuf (Maasbree) boezem, ruimte tussen de borsten [N 10c (1995)] III-1-1
boezeroen boezeroen: boezerōēn (Maasbree) boezeroen [SGV (1914)] III-1-3
bof bof: bof (Maasbree), bôf (Maasbree) Bof: de ziekte waarbij men een opgezet gezicht krijgt door ontsteking van de oorspeekselklier en zwelling van de lymfevaten (dikoor, smartoor, bof). [N 84 (1981)] III-1-2
bok bok: buk (Maasbree) De hoorn van een geitebok waarmee men polijst, vooral aan de gleuf tussen zool en overleer. [N 60, 151b] II-10
bok van het rijtuig bok: buk (Maasbree) Zitplaats voor de koetsier of de voerman. Alleen bij het rijtuig vormt de bok een vast onderdeel. Bij de kar en de wagen wordt soms een plank tussen de berries gelegd die als geïmproviseerde zitplaats dient. Uit vragenlijst N 101, waar gevraagd werd naar de zitplaats van de voerman van een rijtuig, kwamen vrijwel uitsluitend opgaven van het type bok. [N 17, 38a-b + 40 + add; N G, 58d; N 101, 18a; monogr.] I-13
bokking bokkem: bukkem (Maasbree, ... ) haring; Hoe noemt U: Een gerookte haring (massisse, bukkem, boesterin, boksharing) [N 80 (1980)] III-2-3
bol bolle kant: bǫlǝ kaŋk (Maasbree) Het vlak van de hamer waarmee men de zool gladklopt. Liedmeier (pag. 4) noemt dit vlak het klopmassief van de hamer. Dit moest rond zijn. Het zoolleer wordt hiermee herhaaldelijk en intensief beklopt om het soepel te maken. Hoe minder rond de bol is, hoe meer kans men heeft om het leer, door een onhandige slag, met de scherpe rand te beschadigen, hoe meer uitwerking daarentegen iedere slag heeft. [N 60, 114c] II-10