24071 |
wereldgeestelijke |
wereldgeestelijke:
waereldgèstelik (L267p Maasbree)
|
Een wereldgeestelijke, priester van een bisdom. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21484 |
werk (zn.) |
werk:
werk (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
het werken, het arbeiden [foter, werk] [N 89 (1982)] || werk (zn.): (Ik gebruik de auto niet veel). Ik voel me het lekkerste als ik geregeld naar mijn - loop. [DC 39 (1965)]
III-3-1
|
18597 |
werkdaagse jas |
`s werkdaagse jas:
ene swerdese jas (L267p Maasbree)
|
werkdagen (mv.) [een jas voor de - ] [SGV (1914)]
III-1-3
|
21486 |
werkdag |
werkdag:
ene swerdese jas (L267p Maasbree)
|
werkdagen (mv.) [een jas voor de - ] [SGV (1914)]
III-3-1
|
19132 |
werken |
werken:
werke (L267p Maasbree),
wèrke (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree,
L267p Maasbree),
wérke (L267p Maasbree),
wɛrkə (L267p Maasbree)
|
arbeid verrichten [werken, arbeiden, wrochten] [N 85 (1981)] || geregelde arbeid verrichten; zijn taak, beroep of bedrijf uitoefenen [werken, arbeiden, wrochten] [N 89 (1982)] || het werken, het arbeiden [foter, werk] [N 89 (1982)] || werken [RND]
III-3-1
|
33336 |
werken op de boerderij |
hel werken:
hēl węrǝkǝ (L267p Maasbree)
|
Ook te verstaan als het doen van huishoudelijk werk in het boerenbedrijf. De belangrijkste termen in taalgeografische zin zijn ongetwijfeld schommelen en keuteren; deze zijn dan ook in kaart gebracht; vergelijk nog de behandeling van schommelen in Goossens 1963b. De op Nederlandse bodem ontstane afleiding labeuren van het Franse leenwoord labeur is in de semasiologische kaart 5 ondergebracht. Verreweg het grootste deel van de andere opgaven zijn expressief geladen uitdrukkingen met velerlei connotaties voor "hard werken, zich afsloven" in het algemeen. [JG 1b; L 8, 149, S 47; monogr. add. uit N 5A, 95a; L 37, 11c]
I-6
|
30577 |
werkpak |
werkpak:
węrǝkpak (L267p Maasbree)
|
Volgens de invuller uit Q 121 kende men daar geen speciaal werkpak; men werkte steeds in overall. [N 67, 100b]
II-9
|
27685 |
werkplaats |
werkhuis:
węrkhuǝs (L267p Maasbree),
werkplaats:
węrkplāts (L267p Maasbree)
|
Het lokaal of de plaats waar de schoenen gemaakt worden. [N 60, 219a]
II-10
|
18305 |
werkschoen |
landschoen:
lankschoon (L267p Maasbree)
|
Een ruwgemaakte, vetleren schoen, zwaar van kaliber en oerdegelijk, bedoeld voor de boeren bij het landwerk (ploegschoen, sokschoen?) Hoe ziet deze er uit? [N 60 (1973)]
III-1-3
|
30880 |
werkstoel |
krukje:
krø̜kskǝ (L267p Maasbree)
|
De stoel zonder rugleuning, meestal met drie poten, of het krukje waarop de schoenmaker aan de werktafel zit te werken. [N 60, 193d; N 60, 193a; N 60, 193e]
II-10
|