e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
witte waterkers waterbloemetje: waterblumke (Maasbree, ... ) witte waterkers [DC 51 (1976)] III-4-3
witte waterlelie waterlelie: -  waterlelie (Maasbree) witte waterlelie [DC 17 (1949)] III-4-3
witten witten: wetǝ (Maasbree) Een muur of plafond bestrijken met witkalk. Doorgaans wordt voor witkalk gebruik gemaakt van kalk die met veel water is geblust en daarna in een kuil heeft gestaan om eventueel nog ongebluste deeltjes gelegenheid te geven uit te blussen en om een gedeelte van het overtollige water te verliezen. [N 67, 66e; monogr.; Vld.] II-9
woede gift: gift (Maasbree), giftig: giftig (Maasbree) hevige boosheid [gift, gif, koleire, woede, horzel, frut] [N 85 (1981)] III-1-4
woeker woeker: woeker (Maasbree) onwettige winst die verkregen is door misbruik te maken van de nood van iemand anders bijv. door te veel rente te vragen [woeker, woekerij, usure] [N 89 (1982)] III-3-1
woelen weisteren: wuisdere (Maasbree) Woelen: onrustig heen en weer bewegen (woelen, spollen). [N 84 (1981)] III-1-2
woensdagx goensdag: gonsdig (Maasbree), gônsdig (Maasbree), woensdag: woenzig (Maasbree) dag; woensdag [N 07 (1961)] || de vierde dag van de week, woensdag [goensdag] [N 91 (1982)] || Woensdag [SGV (1914)] III-4-4
woest, wild rijden ransen?: ranse (Maasbree) woest, wild rijden [rossen, rotsen] [N 90 (1982)] III-3-1
wolkenbank bank: bank (Maasbree), ⁄smerges zôn achter ⁄n bank (Maasbree), bank in de lucht: ⁄n bank in de lôch (Maasbree), ringen: gènne raengen (Maasbree) lange streep wolken die onbeweeglijk aan de horizon hangt [bank] [N 81 (1980)] III-4-4
wollegras peelgras: ook: pluusgras  pielgraas (Maasbree), pluisgras: ook: pielgraas  pluusgras (Maasbree), veenvlokken: eigen spellingsysteem  veenvlokke (Maasbree) wollegras [DC 60a (1985)] || Wollegras (eriophorum 20 tot 60 cm grote plant. De plant is dicht zodevormig, naar de top driekantig; aartjes 3-5; de vruchten hebben een lange, witte, wollige pluis. Bloeitijd in april en mei. Algemeen (veenvlok, pluisje, lok, vlok). [N 92 (1982)] III-4-3