e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbree

Overzicht

Gevonden: 4847
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bonnet bonnet (<oudfr.): bonnet (Maasbree) De bonnet van de priester. [N 96B (1989)] III-3-3
bont en blauw slaan blond en blauw slaan: bloŋk ɛn blòu gəslāgə (Maasbree) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2
bonte kraai grijze ravel: grieze ravel (Maasbree) Hoe heet de bonte kraai? [DC 06 (1938)] III-4-1
bonte specht, specht specht: alleen in kandidaatsscriptie  s(j)pèch (Maasbree) specht (alg.) III-4-1
bonzen botsen: boetse (Maasbree) hevig kloppen bijv. met de vuist op een deur [grollen, bonzen, dokkeren] [N 91 (1982)] III-4-4
boog boog: bo.ch (Maasbree), ɛnen booech (Maasbree) boog [GTRP (1980-1995)], [RND] III-3-2
boogschuttersgilde handboogschutterij: hankbōgsxøͅtərī (Maasbree), schutterij: schutterie (Maasbree) Een vereniging, een gilde van boogschutters [doel, doelmaatschappij, handboogmaatschappij]. [N 88 (1982)] III-3-2
boom (alg.) boom: boum (Maasbree), bou̯m (Maasbree), buim (mv.): bŭim (Maasbree) boom [RND], [SGV (1914)] || boomen (mv.) [SGV (1914)] III-4-3
boomgaard bongerd: boŋərt (Maasbree) I-7
boomkruin kruin: Venlo e.o.  kroën (Maasbree), WLD  krōēn (Maasbree) De bladdragende takmassa (kroon, kapruin, kruin). [N 82 (1981)] III-4-3