19319 |
zich heel wat inbeelden; ingebeeld persoon |
verbeelding hebben:
verbeelding hebbe (L267p Maasbree),
zeik op een riek:
zeik opp⁄ne reek (L267p Maasbree),
zever:
zeiver (L267p Maasbree)
|
zich heel wat inbeeldend, een te hoge mening van zich zelf hebben [veel kak hebben, veil hebben, ophangen, veel gasconnades veil hebben] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18864 |
zich kwaad maken |
zich kwaad maken:
zich kwaod make (L267p Maasbree)
|
zich kwaad maken [zich opruien, zich optoornen, uit zijn korf schieten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24047 |
zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor |
naar de pastoor gaan:
nao de pastoër gaon (L267p Maasbree)
|
Zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor, "naar pastoor gaan". [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18982 |
zich schamen |
zich generen:
zich sjenere (L267p Maasbree),
zich zjenére (L267p Maasbree)
|
zich verlegen of onbehaaglijk voelen tengevolge van het besef dat men iets doet of gedaan heeft dat tot oneer of spot strekt, of daar getuige van zijn [zich generen, schieten, sieneren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19247 |
zich vergissen |
zich vergeten:
zich vergaete (L267p Maasbree)
|
het mis hebben, zich vergissen [abuis hebben, zijn eigen misgissen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18201 |
zich verkleden |
omkleden:
umkleie (L267p Maasbree),
umkleije (L267p Maasbree)
|
Hoe zegt men in uw dialekt zich verkleden, andere kleren aandoen, om b.v. in de tuin te gaan werken? Ik moet me even... [DC 58 (1983)]
III-1-3
|
18819 |
zich vervelen |
zich vervelen:
zich vervaele (L267p Maasbree)
|
niet weten wat te doen en daardoor onaangenaam gestemd zijn [moe worden, ruiteren, zich vervelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18842 |
zich verwonderen |
verwonderen:
verwongere (L267p Maasbree),
zich wonderen:
zich wôngere (L267p Maasbree)
|
vreemd toekijken [verwonderen, wonder geven, bewonderen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18219 |
zich warm aankleden |
aandossen:
WTN: dossen. Van dos. 1) Kleeden... dos. Ontleend aan fr. dos rug.
aantôsse (L267p Maasbree)
|
zich warm aankleden [doffelen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
19257 |
zich zeer slecht gedragen |
de beest uithangen:
d⁄n biës oëthange (L267p Maasbree)
|
zich zeer slecht gedragen, zich als een beest gedragen [beesten, opspelen, wallebak-ken, brakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|