33038 |
zicht |
zicht:
zext (L267p Maasbree)
|
Korte zeis die met één hand gehanteerd wordt en gebruikt wordt voor het maaien van rogge, tarwe, haver, gerst, enzovoorts. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 over het maaien en afbeelding 5. Op de semasiologische kaart 30 zijn de gebieden met pik in de betekenis "zicht" van kaart 29 en met pik in de betekenis "mathaak" van kaart 33 bijeengezet. [N 18, 70; JG 1a, 1b, 2c; Goossens 1963, krt. 28; A 14, 7; A 23, 16.2; L 45, 7; Gwn 7, 4; div.; monogr.; add. uit N 11, 88; N 14, 131; N 15, 16a; N 18, 71; A 4, 28; A 14, 10; L 20, 28; L 42, 46; L 48, 34; Lu 1, 16.2 ; Lu 2, 34.2; Wi 51]
I-4
|
17975 |
ziek |
ziek:
zeek (L267p Maasbree)
|
ziek [SGV (1914)]
III-1-2
|
17977 |
ziekelijk |
krankelijk:
krenkelik (L267p Maasbree)
|
Ziekelijk: telkens ziek (ziekelijk, ongans, lelijk, zuchtig). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18155 |
ziekenhuis |
gasthuis:
gasthōēs (L267p Maasbree),
ziekenhuis:
zékenhoës (L267p Maasbree)
|
Ziekenhuis: inrichting voor het verplegen van zieken (hospitaal, gasthuis). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24053 |
ziekenlantaarn |
lantaarn (<fr.):
lantaren (L267p Maasbree)
|
De lantaarn die door de misdienaars gedragen wordt als Ons Heer naar een zieke wordt gebracht [lanteer]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24089 |
ziekenzuster |
liefdezuster:
leefdezuster (L267p Maasbree)
|
Een zuster die zich bezig houdt met de verpleging van zieken [leefdezuster]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17980 |
ziekte |
krankheid:
krankheit (L267p Maasbree),
ziekte:
zikde (L267p Maasbree)
|
ziekte [SGV (1914)]
III-1-2
|
23338 |
ziel |
opbouwer:
opbouwer (L267p Maasbree),
ziel:
ziejel (L267p Maasbree),
ziël (L267p Maasbree)
|
De ziel [zieël, zie.l, zeel]. [N 96D (1989)] || Slecht doorlooid leer, herkenbaar aan een witte streep in de gelooide huid. [N 60, 10] || ziel [SGV (1914)]
II-10, III-3-3
|
17783 |
zien, kijken |
kijken:
kīēke (L267p Maasbree),
zien:
zēēn (L267p Maasbree),
zēn (L267p Maasbree)
|
kijken [SGV (1914)] || zien [RND], [SGV (1914)]
III-1-1
|
23427 |
zijaltaar |
zijaltaar:
ziealtaor (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree),
ziejaltaor (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
In een zijbeuk [zijaltaar?]. [N 96A (1989)] || Op het priesterkoor [zijaltaar?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|