23934 |
zondag houden |
zondag houden:
zônnig haoje (L267p Maasbree)
|
De zondag houden/vieren/eerbiedigen/heiligen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22699 |
zondag voor aswoensdag |
vastelavondszondag:
vestelaoveszonnig (L267p Maasbree)
|
De zondag vóór Aswoensdag, vastenavond [vasteloaëved]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
23339 |
zonde |
zonde:
zung (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
Een zonde [zund, zung]. [N 96D (1989)] || zonde [SGV (1914)]
III-3-3
|
23340 |
zonden |
zonden:
zung (L267p Maasbree)
|
zonden (mv.) [SGV (1914)]
III-3-3
|
18890 |
zonder opzet |
niet expres:
neet ekspres (L267p Maasbree)
|
zonder opzet, zonder bedoeling [buiten besouw] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
31017 |
zondroog |
bleekdroog:
blęjkdrȳx (L267p Maasbree)
|
De toestand waarin het leer gereed is om geëffend te worden. Het leer is dan iets droger dan winddroog. De informant van Q 253 kent het begrip "zondroog" niet. [N 60, 99b]
II-10
|
20066 |
zonnebloem |
zonnepit:
eigen spellingsysteem
zonnepit (L267p Maasbree)
|
Zonnebloem (heleanthus annuus) (kleine zonnebloem, zonneroos, zonnester, zonnebloem, zonnewende, helenium). [N 92 (1982)]
III-2-1
|
24756 |
zonnedauw |
zonnedauw:
-
zonnedauw (L267p Maasbree)
|
ronde zonnedauw [DC 60a (1985)]
III-4-3
|
30978 |
zool |
zool:
zōl (L267p Maasbree)
|
Ondervlak van schoeisel, dat deel waarop men loopt. [N 60, 76; N 60, 233a]
II-10
|
18342 |
zool van een schoen |
binnenwerk:
[=soorten zolen]
binnewèrk (L267p Maasbree),
zool:
zole (L267p Maasbree)
|
De zool van een schoen in het algemeen (welke soorten?) [N 60 (1973)] || Hoe noemt men in het algemeen alle onderdelen van de schoen die evenwijdig lopen aan de onderkant van de voet? (zool?) Vgl. tek. 3 [N 60 (1973)]
III-1-3
|